![]() |
C E N T R A A L - A F R I K A A N S E R E P U B L I E K |
![]() |
![]() |
De Centraal-Afrikaanse Republiek grenst in het noorden aan Tsjaad, in het oosten aan Soedan, in het zuiden aan de Democratische Republiek Congo en in het westen aan Kameroen.
Het noorden van het land is droog en tamelijk kaal, maar langs de rivieren in het zuidwesten groeit dicht tropisch woud. Tussen deze landschappen in liggen uitgestrekte savannes. Aan de grens met Kameroen stijgt het land tot 2000 meter hoogte.
Het klimaat is tropisch. De temperatuur daalt zelden beneden de 20°C en in april, vlak voordat de regens losbarsten, kan de dagtemperatuur oplopen tot 40°C. Het regenseizoen duurt tot en met oktober en de meeste regen valt in augustus en september.
In het hart van het stroomgebied van de Congo-rivier, in het zuiden van de Centraal-Afrikaanse Republiek, leeft de westelijke laaglandgorilla. Laaglandgorilla’s leven in een zeer dichtbegroeid en ontoegankelijk gebied en het is bijna onmogelijk deze dieren te observeren.
Politiek
De Centraal-Afrikaanse Republiek is een van de armste landen ter wereld.
Op 13 augustus 1960 werd de Centraal-Afrikaanse Republiek onafhankelijk van Frankrijk, nadat het twee jaar eerder autonoom was geworden. Meer dan dertig jaar lang werd het land geregeerd door presidenten die de macht met geweld in handen kregen of hun macht ontleenden aan frauduleuze verkiezingen.
De eerste democratische verkiezingen -onder druk van Frankrijk en de VS- dateren pas van 1993: Ange-Félix Patassé werd toen president. Hij regeerde echter nog steeds als een dictator en werd in 2003 afgezet door generaal François Bozizé, die vanaf 2005 president werd.
Na een opmars van een maand (januari 2013) veroverden rebellen stad na stad op de regeringstroepen, maar met de hulp van andere Afrikaanse staten slaagde Bozizé erin hen tegen te houden. Na intense onderhandelingen werd op 11 januari een staakt-het-vuren getekend in Libreville, de hoofdstad van Gabon. Er werd een regering van nationale eenheid gevormd voor een periode van één jaar.
In die overgangsperiode zouden parlementsverkiezingen gehouden worden, en "zou een eerste minister uit de democratische oppositie benoemd worden". Het akkoord voorziet ook in "de terugtrekking van alle buitenlandse militaire troepen uit de Republiek, met uitzondering van de troepen van de multinationale strijdkrachten van Centraal-Afrika".
De Tsjadische president Idriss Deby, die de onderhandelingen leidde, riep de rebellen op tot medewerking. Bozizé blijft alleszins tot het eind van zijn mandaat in 2016 president, maar hij zal geen veto kunnen stellen tegen de keuze van de nieuwe premier.
De spanningen bleven evenwel bestaan en het geweld laaide al vlug weer op. Rebellengroepen zouden zich steeds vaker misdragen en overheidskantoren en huizen van particulieren binnenvallen. Ook houden ze gijzelaars vast voor losgeld en vallen ze boeren aan in het noorden van het land.
Tien dagen nadat de vredesovereenkomst was getekend, bestookten gewapende brigades van rebellengroep Séléka op 20 en 21 januari het diamantstadje Dimbi en de toeristische attractie Kembé, beide gelegen ten westen van de stad Bangassou. In Kembé werden politiebureaus en telefoonlijnen vernield en gevangenen bevrijd. In Dimbi resulteerde de bezetting van een diamantmijn in de tijdelijke opschorting van de mijnbouwactiviteiten.
De Centraal-Afrikaanse Republiek heeft in de nasleep van de opstand niet alleen te kampen met uitdagingen op het gebied van gezondheidszorg. Ook de stijging van de voedselprijzen heeft het leven moeilijker gemaakt voor een meerderheid van de arme bevolking. Steden en dorpen met veel voedsel werden door rebellen ingenomen. In Bangui stegen de voedselprijzen naar schatting met 27% in de afgelopen maand, deels als gevolg van tekorten.
Ondanks het plaatselijk geweld bleef de rest van het land wel stabiel. Bedrijven, ziekenhuizen en scholen zijn in de meeste regio's weer open. Maar terwijl het normale leven terugkeert, blijft de humanitaire situatie slecht. Bijna 800.000 mensen wonen in gebieden die onder controle van Seleka-groepen staan. Zo'n 700.000 mensen in Bangui hebben ook nog te lijden onder de crisis.
Door de gevechten zagen internationale hulporganisaties zich gedwongen hun humanitaire programma's te staken. Sommige van hen verhuisden tijdelijk naar Kameroen en verleenden van daaruit hulp, maar na het staakt-het-vuren keerden de meeste organisaties wel terug.
Zo'n duizend ambtenaren uit Ndele weigeren terug te keren naar hun stad, omdat ze bang zijn dat er opnieuw geweld uitbreekt. Hulpverleners maken zich ook zorgen over kleine kinderen die met hun ouders in de bush slapen, omdat zij een groot risico lopen tropische ziekten zoals malaria te krijgen. Bovendien is er in deze tijd van het jaar een groot temperatuurverschil tussen dag en nacht.
In 2016 waren er dus presidents- en parlementsverkiezingen: betekent dit dan dat alles in orde gekomen is? Geenszins! De onveiligheid blijft, honderdduizenden mensen zijn op de vlucht en toegang tot gezondheidszorg is problematischer dan ooit.
De belangrijkste partijen in het conflict waren de intussen officieel ontbonden en overheersen islamitische Seleka en de meestal christelijke anti-Balaka, een los verband van milities die begonnen als zelfverdedigingsgroepen en nu in feite geen echte bestaansreden meer hebben. Maar geen van beide partijen is echt ontwapend en gedemobiliseerd. Het geweld is gewoon gebleven... Vele voormalige bondgenoten vechten het nu onderling uit en banditisme is een wijdverspreid probleem. Het leger is immers onmondig.
Het mag dan ook niet verbazen dat bijna een half miljoen mensen over de grenzen gevlucht is. En een bijna even groot aantal is op de vlucht in eigen land.
Voorzichtige vrede in een verwaarloosd conflict
Na al die jaren van geweld en wetteloosheid werd op 2 februari 2019 een vredesakkoord getekend tussen de regering en veertien gewapende groepen. Daarmee zou een einde moeten komen aan de gevechten, wat eindelijk een perspectief zou bieden aan 1,2 miljoen ontheemde burgers. De vorige zeven vredesakkoorden mislukten, het is dus maar de vraag of het deze keer wel goed afloopt...
'Ik kroop op mijn handen en voeten naar het struikgewas. Nadien verborg ik me een week in het bos. Er was niemand in de buurt. Er was geen eten, maar ik had zelfs geen honger omdat ik doodsbang was. Water had ik niet, dus dronk ik uit plassen'. In 2016 begonnen Philomène en haar zes kinderen aan een leven op de vlucht nadat hun dorp het doelwit was geworden van gewapende mannen.
De humanitaire situatie in het land bereikte het afgelopen jaar een dieptepunt. Najat Rochdi, het hoofd van de VN-vredesmacht in het land, waarschuwde in november dat de toestand erger was dan in 2014, toen de burgeroorlog in alle hevigheid woedde. Het land staat op de voorlaatste plaats van de Human Development Index van de VN. Meer dan twee derde van de bevolking is afhankelijk van hulp om te overleven.
Het geweld verspreidde zich de voorbije maanden naar gebieden die voordien als relatief veilig werden beschouwd. Momenteel is zeventig procent van het grondgebied van de Centraal-Afrikaanse Republiek in handen van roofzuchtige krijgsheren en milities die, vaak zonder enig politiek doel, zichzelf verrijken door burgerdoelwitten aan te vallen en natuurlijke rijkdommen te veroveren. Toch werd het conflict verwaarloosd door de media en de internationale gemeenschap.
De VN zeggen dat ze 380 miljoen euro nodig hebben om de drie miljoen Centraal-Afrikanen in nood te helpen. Begin februari hadden donoren slechts 11,5 miljoen euro toe gezegd. De realiteit achter deze verbijsterende cijfers is dat kinderen honger lijden, onbeveiligde vluchtelingenkampen aangevallen worden en velen geen toegang hebben tot drinkbaar water.
CAR-president Faustin-Archange Touadéra zag de ongeïnteresseerde houding van het Westen en verwelkomde het afgelopen jaar steeds meer Russisch geld en militaire steun. Moskou heeft zijn zinnen gezet op de mijnindustrie van het ertsrijke land en wil in het algemeen meer Russische troepen en politieke invloed in Afrika. Het is Rusland dat de vredestop tussen de regering van de CAR en de milities mogelijk maakte.
Het akkoord is de achtste poging in zes jaar om tot een duurzame vrede te komen. De laatste overeenkomst dateert van 2017. De gevechten werden toen al na een dag hervat, waarbij 100 doden vielen. Dit akkoord zal pas een succes zijn als krijgsheren niet meer azen op burgers, vluchtelingenkampen niet meer in vlammen opgaan en Philomène samen met 1,2 miljoen vluchtelingen naar huis kan.
Bevallen is een risico!
De conflicten en confrontaties tussen gewapende groeperingen om de controle over grondgebied en natuurlijke hulpbronnen zijn sinds 2013 sterk toegenomen.
Dit alles heeft geleid tot een van de meest kritieke situaties ter wereld voor wat betreft de toegang tot gezondheidszorg voor zwangere vrouwen en pasgeboren baby's. Het land telt trouwens slechts een vijftiental gynaecologen voor een bevolking van 6 miljoen inwoners. Er is een gigantisch tekort aan geschoold personeel, vooral dan in de landelijke gebieden, waar de 'matrones' (traditionele vroedvrouwen) niet opgeleid zijn om complicaties zelfs maar vast te stellen.
De meeste gevallen van moedersterfte zijn te wijten aan abortus zonder medische tussenkomst, maar ook aan zwangerschap op te jonge meeftijd en thuisbevallingen. De chronische medische noodtoestand kan men ook verklaren door de extreme armoede. Hoewel moeder- en kindzorg ook in de Centraal Afrikaanse Republiek officieel gratis zijn, is zorg in de praktijk niet altijd beschikbaar of wordt dat recht niet altijd gerespecteerd.
In een land waar 70% van de bevolking het moet stellen met minder dan 2 dollar per dag, gaat aan elke beslissing een financiële overweging vooraf. Voor velen vormt een ziekenhuisbezoek een extra uitgave. Mensen hebben vaak geen geld om de zwangerschapscontroles, het vervoer en al zeker niet de bevalling zelf te betalen.
In feite is het hele zorgsysteem onbestaande: men kan niet voorzien in de medische behoeften van de bevolking. De beperkte toegang tot vaccinatie betekent dat gemakkelijk te voorkomen ziekten ravages blijven aanrichten. Zo blijft malaria de voornaamste doodsoorzaak bij kinderen jonger dan vijf jaar.
Meer algemeen heeft het conflict niet enkel de toegang tot medische zorg beperkt, maar ook die tot voedsel, water, onderdak en onderwijs.