![]() |
H A I T I |
![]() |
![]() |
Haïti is een eilandstaat in de Caribische Zee en omvat het westelijke deel van het eiland Hispaniola plus nog een aantal kleinere eilanden (o.a. Île de la Gonâve). Haïti ligt oostelijk van Cuba en grenst in het oosten over 275 kilometer aan de Dominicaanse Republiek.
Haïti heeft een aantal vlakten, maar vooral veel heuvels en bergen. Oorspronkelijk waren er ook heel veel bossen. Deze werden echter platgebrand om landbouwgrond te winnen en om houtskool te maken om op te koken. Inmiddels is er nog maar 2 % van het oorspronkelijke bos over. Deze massale ontbossing van de steile hellingen veroorzaakt modderstromen en erosie. Door dergelijke wanpraktijken komt de landbouw in het gedrang en wordt het land nu extra kwetsbaar voor orkanen en cyclonen. Veel dieren zijn door de ontbossing hun natuurlijk leefgebied kwijtgeraakt en vervolgens uitgestorven. De dierenwereld kent dan ook weinig variatie.
Politiek
1492: het jaar dat Columbus voet aan wal zette op het eiland dat hij Isla Hispaniola doopte. De twee eeuwen die hierop volgden werd het eiland gekoloniseerd door de Spanjaarden. Aan het einde van de Negenjarige Oorlog in 1697 moest Spanje ongeveer een derde van het oppervlak afstaan aan Frankrijk. De Fransen noemden ‘hun’ oostelijke deel Saint-Domingue (nu Haïti); het westen ging onder Spaanse vlag verder als Santo Domingo (nu de Dominicaanse Republiek).
Honderdduizenden mensen uit West-Afrika werden door de Fransen tot slaaf gemaakt en op Saint-Domingue uitgebuit op suiker-, koffie- en katoenplantages. De helft van hen overleed binnen een jaar na aankomst, vaak door ziekte, mishandeling of zelfmoord. Geen andere kolonie leverde de Fransen zoveel geld op. Van alle door Europa geïmporteerde koffie kwam 60 procent uit Haïti, en 40 procent van de suiker. Maar na 1789 verleende de verlichte Franse regering burgerschap aan de zogenoemde ‘vrije mensen van kleur’, veelal kinderen van een witte vader en een zwarte moeder. De witte overheersers op Saint-Domingue zelf waren echter niet van plan zich aan die wet te houden en zo kwam er een opstand van de ‘vrije mensen van kleur’, waar de tot slaaf gemaakte mensen zich bij aansloten. Binnen een paar weken waren ze al met 100.000, onder leiding van Toussaint Louverture, die geboren was als tot slaaf gemaakte en het had geschopt tot generaal. Zij werden met wapens en militairen gesteund door de Spanjaarden, die de Franse macht graag wilden indammen.
Huizen en plantages werden platgebrand, witte overheersers werden vermoord. In 1794 schafte de Franse regering noodgedwongen de slavernij af, zelfs in alle Franse koloniën. Het is het enige voorbeeld in de geschiedenis waarbij een opstand van tot slaaf gemaakte mensen succesvol uitpakte.
De strijd was echter niet voorbij. Eerst namen de opstandelingen het op tegen de Spanjaarden en Britten, die de Franse kolonie probeerden te veroveren. En daarna nog eens tegen Napoleon Bonaparte, die de slavernij wilde herstellen. Op 1 januari 1804 werd Haïti uitgeroepen: de eerste onafhankelijke, zwarte republiek in de moderne geschiedenis. Door de witte band van de Franse vlag (blauw-wit-rood) weg te laten werd de Haïtiaanse vlag gemaakt.
Maar nu? Hoe leid je een land dat volledig is kaalgeplukt door kolonialen? Er was geen geld en vrijwel niemand had bestuurlijke ervaring. Daarbij bestonden, verklaart Haïti-expert Oliver Gliech in Deutsche Welle, de Franse plantages uit Afrikanen uit veel verschillende etnische groepen, die weinig met elkaar gemeen hadden, in tegenstelling tot de tot slaaf gemaakte mensen in de Spaanse kolonie. Bij de onafhankelijkheid werden de grote landgoederen verdeeld onder de bevolking en al snel bezat bijna elke Haïtiaan een stuk land. Maar vrijwel niemand kon ervan leven, aangezien de stukken te klein waren en de eigenaren moeite hadden om overeenstemming te bereiken over gedeeld beheer van het land.
Twintig jaar na de onafhankelijkheid van Haïti eiste oud-bezetter Frankrijk maar liefst 125 miljoen gouden francs van Haïti, als ‘herstelbetalingen’ voor verlies van de lucratieve mensenhandel. Niet akkoord gaan was geen optie: Frankrijk dreigde Haïti niet te erkennen als onafhankelijke staat, te zullen blijven aanvallen en er alles aan te doen om handel tussen Haïti en andere landen te boycotten. Frankrijk had vrij spel omdat andere machtige landen zoals de VS Haïti evengoed niet erkenden, uit angst dat er ook bij hen een opstand zou uitbreken. De eis van Frankrijk werd later teruggebracht naar 90 miljoen francs. Omgerekend zou het nu om ongeveer achttien miljard euro gaan! De afbetaling duurde tot 1947 en banken als Citibank en Rothschild verdienden grof geld aan de afhandeling van de omgekeerde herstelbetalingen plus rentes.
Door de gigantische schuld kon er nauwelijks geïnvesteerd worden in de nieuwe republiek. Onderwijs, infrastructuur en gezondheidszorg bleven onderontwikkeld. Die achterstand is er nog altijd. Zo is bijna 40 procent van de Haïtianen analfabeet (in de Dominicaanse Republiek is dat 8 procent). Scholen kampen met tekorten aan goede docenten en lesmateriaal. De relatief kleine groep Haïtianen met een opleiding vertrekt veelal naar het buitenland om daar verder te studeren of te werken. Van de duizend kinderen overlijden er zestig voordat ze vijf jaar oud zijn.
Frankrijk is overigens niet in zijn eentje verantwoordelijk voor de huidige staat van Haïti. Ook de Verenigde Staten, die Haïti tussen 1915 en 1934 bezetten, en slecht Haïtiaans leiderschap treffen blaam.
Tegenwoordig behoort Haïti tot de armste landen ter wereld, is het politiek instabiel en heeft het de laatste jaren vaak te kampen gehad met natuurrampen. Door een aardbeving in begin 2010 werd een groot gedeelte van het land verwoest. Vooral de hoofdstad Port-au-Prince lijdt nog steeds zwaar onder de opgelopen schade.
De periode tussen 1934 en 1957 werd gekenmerkt door instabiliteit. De mulattenelite, de negerbevolking en de door de Amerikanen achtergelaten militaire garde probeerden allemaal invloed te verwerven. Dit leidde tot een snelle opeenvolging van zwakke, corrupte en inefficiënte regimes en presidenten.
Aan deze periode kwam in 1957 een einde met de machtsovername door de Duvaliers. Tussen 1957 en 1986 werd het land geregeerd door achtereenvolgens François Duvalier, ook wel Papa Doc genoemd, en zijn zoon Jean-Claude Duvalier (Baby Doc). Beide regimes brachten veel bloedvergieten met zich mee. Schattingen van het aantal vermoorde Haitianen lopen op tot 50.000 in de 28 jaar dat de Duvaliers aan de macht waren, nog los van de vermoedelijk tienduizenden slachtoffers van martelingen en verkrachtingen. In 1986 werd de dictatuur omvergeworpen en daarna volgden de militaire staatsgrepen elkaar op.
In 1991 werd Jean-Bertrand Aristide gekozen in een als democratisch beschouwde stemming. Hij werd echter afgezet op 30 september 1991, bijna acht maanden na zijn inauguratie als president. In de jaren na deze coup berustte het gezag bij een militaire junta onder leiding van Raoul Cédras.
Na interventie van de Verenigde Staten en enkele andere landen (met steun vanuit de Verenigde Naties) kwam Aristide in 1994 weer aan de macht en in 2000 werd hij herkozen als president. Zijn bewind werd eveneens gekarakteriseerd door corruptie, repressie en interne machtsstrijd. Enkele door Aristide genomen maatregelen, zoals het optrekken van het algemeen minimumloon, vielen niet in goede aarde bij de Verenigde Staten, Frankrijk en Canada.
Kort daarop ontstond er een rebellie waarbij rebellen zeer snel terrein wonnen op de Haïtiaanse ordediensten. Aristide had uit vrees voor een staatsgreep jaren voordien het leger ontbonden, waardoor Haïti enkel een politieapparaat had dat bovendien slechts over één helikopter beschikte. Inmiddels had Aristide een internationale oproep gelanceerd om zo snel mogelijk VN-troepen te sturen. Door interventie van Frankrijk en de Verenigde Staten kwamen deze echter pas aan toen het te laat was en de rebellen Haïti haast volledig in handen hadden. Aristide had de keuze tussen geliquideerd worden of het land te worden uitgevlogen door de Verenigde Staten en koos voor dat laatste. Veel partijgenoten hadden deze keuze niet en werden vermoord of doken onder.
In 2006 werd René Préval gekozen tot president. Het uitoefenen van regeringsmacht bleef echter moeilijk.
Traditioneel is zeer veel macht geconcentreerd in handen van de president. Velen proberen deze macht met alle middelen, waaronder geweld, te krijgen en te behouden. Vele presidenten gingen over tot zelfverrijking en probeerden langer aan de macht te blijven dan juridisch was toegestaan. Ras is een belangrijke factor in de politiek. Het presidentschap wordt afwisselend bekleed door mulatten en zwarten.
Haïti is een voorbeeld van een mislukte staat, waarin de overheid maar een kleine rol speelt en niet het volledige grondgebied onder controle heeft. De overheid is inefficiënt en deels corrupt. Haïti is een van de corruptste landen in de wereld volgens de corruptie-index. Politie en justitie functioneren slecht, waardoor mensenrechtenschendingen, drugshandel, bendes en ontvoeringen veel ruimte krijgen. De internationale gemeenschap dringt aan op opbouw van staatsstructuren en rechtsstaat, maar dit proces verloopt moeizaam.
Oorspronkelijk werd het land bevolkt door indianen. De huidige bevolking van Haïti stamt grotendeels af van de Afrikanen die als slaven naar het land werden gebracht en spreekt Creools, een op Frans gebaseerde taal. Daarnaast is er een kleine Franstalige groep van mulatten, nakomelingen van meestal een Franse vader en zwarte moeder: zij nemen de belangrijkste posities in het land in en vormen aldus de elite. Van oudsher zijn er veel spanningen tussen de mulatten en de zwarte meerderheid van de bevolking. Omdat het merendeel van de bevolking oorspronkelijk uit Afrika stamt, draagt het land nog steeds een Afrikaans karakter.
De bevolking groeit zeer snel aan. Er is veel kindersterfte en analfabetisme, aids is wijdverspreid. Veel mensen verlaten het platteland en gaan in de steden wonen. Als gevolg van de armoede en de onrustige situatie waarin het land verkeert, is de emigratie vanuit Haïti, vooral naar de VS en de Dominicaanse republiek, de laatste decennia aanzienlijk toegenomen. De gemiddelde levensverwachting van een Haïtiaan is 64 jaar (tgo. 74 op de Dominicaanse Republiek).
De aardbeving van 12 januari 2010 trof Haïti met een kracht van 7,0 op de schaal van Richter. Een tsunami-alarm werd afgegeven voor Haïti en omliggende eilanden, maar werd later weer ingetrokken. De beving werd gevolgd door meerdere naschokken, met op 20 januari een zeer grote naschok van 6,1. Bijna 2 miljoen mensen werden dakloos en tussen 150.000 en 200.000 vonden de dood.
Nu, een jaar later, is de toestand er niet echt op verbeterd: de wederopbouw is nog lang geen feit en nog steeds wonen honderdduizenden mensen in noodkampen.
De veiligheid in deze kampen wordt omzeggens nergens verzekerd: overvallen en verkrachtingen zijn schering en inslag. Onderzoek naar de misdaden is nauwelijks gedaan. Onderzoekers van Amnesty International stelden vast dat seksueel geweld niet eens gemeld wordt bij de officiële instanties. De vrouwen en meisjes zijn te bang om formeel klacht in te dienen bij de politie omdat de daders vaak in hetzelfde kamp of in de nabije omgeving wonen.
Straatgevechten in 2019
Al maandenlang zien de Haïtianen hun koopkracht gestaag dalen: de nationale munt is gedevalueerd, de brandstofprijzen zijn enorm gestegen. Een sociaal-economische crisis die ook de volksgezondheid in het gedrang brengt.
In de eerste drie maanden van het jaar behandelden de teams van Artsen zonder Grenzen 237 mensen met schotwonden in het spoedcentum van Martissant, een sloppenwijk in de hoofdstad. Wapengeweld en straatgevechten waren inderdaad heel hevig geworden.
Normaal zijn de straten van Port-au-Prince druk en levendig, maar nu zijn ze gebarricadeerd en compleet leeg. Overal zijn er immers veiligheidsproblemen.
In juni werd bij diverse conflicten en demonstraties om het ontslag van president Jovenel Moïse geschreeuwd. Bij de ongeregeldheden kwamen twee betogers om. De Rooms-katholieke bisschoppen van het land stelden zich achter de demonstranten. In een brief schreven ze dat de corruptie in het land is uitgegroeid tot "georganiseerd bedrog". Ze vroegen de regering om te luisteren naar het volk.
Moord op de president (juli 2021)
President Jovenel Moïse werd vermoord in zijn huis. Volgens de regering drong een gewapend commando 's nachts de woning van de president binnen en schoot hem dood. Waarnemend premier Claude Joseph riep de staat van beleg uit en leek de functie van president tijdelijk over te nemen. Haïti zit in een diepe politieke crisis nadat begin dit jaar president Moïse had geweigerd om af te treden nadat zijn ambtstermijn verstreken was. Sindsdien woedt er een volksprotest in het armste land van Amerika.
"First Lady" Martine Moïse raakte zwaargewond. Haar toestand was stabiel maar kritiek.
Nog volgens de premier spraken de aanvallers Engels en Spaans, wat er zou kunnen op wijzen dat het gin om buitenlandse huurlingen. In Haïti zijn Creools en Frans de officiële talen. En volgens de Haïtiaanse ambassadeur in de VS waren de moordenaars "professionele" huurmoordenaars die zich uitgaven voor Amerikaanse agenten en mogelijk het land al hadden verlaten.
Vervolgens riepen de premier en de regering de staat van beleg uit in het hele land. Dat hield in dat de grenzen, havens en luchthavens voorlopig gesloten werden en dat de ordediensten speciale bevoegdheden kregen.
Volgens de grondwet (artikel 148) neemt de regering onder leiding van de premier de macht over als de president die tijdelijk niet kan uitoefenen. Als de functie echter vacant wordt, zou de president tijdelijk moeten worden opgevolgd door de voorzitter van het Hooggerechtshof (onlangs overleden) of een andere opperrechter, maar dat moet dan worden bekrachtigd door het parlement, dat in feite niet meer in zitting is omdat er geen verkiezingen zijn gehouden (artikel 149).
Grondwettelijk zit de nieuwe machthebber -in casu premier Joseph- dus op een wankele stoel en veel zal afhangen of leger en politie hem zullen gehoorzamen en hoe de buitenwereld reageert. Bovendien had de vermoorde president niet zo lang geleden een nieuwe premier aangesteld die een nieuwe regering had moeten samenstellen, wat dus niet gebeurde.
Gerechtigheid voor dode journalist en activiste!
Op 30 juni 2021 werden de journalist Diego Charles en de actievoerster Antoinette Duclaire doodgeschoten door gewapende onbekenden nabij de woning van Diego Charles in Port-au-Prince. Beiden waren al eerder bedreigd. Een dag na de moord losten gewapende individuen schoten vlakbij hun respectievelijke woningen. Zo poogden ze familieleden en mogelijke getuigen te intimideren. Hun families kregen ook telefoon van anonieme bellers die hen bedreigden en zeiden dat het ergste nog moest komen.
Bendegeweld
Bij bendegeweld in Coté soleil, een straatarme voorstad van hoofdstad Port-au-Prince, zijn volgens de VN tussen 8 en 12 juli 2022 minstens 234 mensen gedood of gewond geraakt. Dagenlang weerklonk het geschut van automatische wapens, maar de lokale politie kwam door gebrek aan manschappen en uitrusting niet tussenbeide.
De lokale mensenrechtenorganisatie RNDDH kon vaststellen dat de meeste slachtoffers niet rechtstreeks te maken hadden met de bendes, maar dat ze werden geviseerd door bendeleden.
"We maken ons grote zorgen over de verergering van het geweld in Port-au-Prince en de toename van de schendingen van de mensenrechten die de zwaarbewapende bendes plegen tegen de bevolking", schreef woordvoerder Jeremy Laurence van het Hoog Commissariaat. Hij riep de autoriteiten opnieuw op om tussenbeide te komen in Cité Soleil en de mensenrechten te beschermen.
Ook de ziekenwagens konden niet vrij rondrijden in Cité Soleil om gewonden te helpen. En doordat een belangrijke brandstofterminal gevestigd is in dit stadsdeel, werd de bevoorrading van tankstations in de hele hoofdstad verstoord. Op de zwarte markt swingden de prijzen voor brandstoffen de pan uit, een zware klap voor de straatarme bevolking van het eiland.