![]() |
L I B I E |
![]() |
![]() |
Libië is een land in Noord-Afrika, grenzend in het westen aan Tunesië en Algerije, in het oosten aan Egypte, in het zuiden aan Niger en Tsjaad, in het zuidoosten aan Soedan en in het noorden aan de Middellandse Zee.
Een groot deel van het grondgebied in het zuiden van het land is onderdeel van de Sahara. Libië heeft geen meren of andere wateren van betekenis. Men werkt echter aan een project om water dat zich onder de Sahara bevindt, in een soort kunstmatige rivier om te zetten die steden aan de kust van water kan voorzien.
In het noorden heerst een Middellandse Zeeklimaat, zuidelijker een droog woestijnklimaat. Vandaar ook dat de belangrijkste steden bijna allemaal aan de noordkust liggen.
Politiek
De Libische staatsvorm is van een compleet andere opzet dan in andere republieken. Al-Khaddafi zegt dat Libië een "zuiver socialistische staat" is, maar in feite zijn de formele overheidsinstituten hier en daar vaag gedefinieerd. Al-Khaddafi zelf was officieel geen president of premier van het land, maar beschreef zichzelf als een soort "gids" die het Libische volk helpt het socialisme te realiseren. Libië heeft een semi-grondwet (1976) en de wetten van het land zijn afgeleid van het socialisme, de islamitische wet, de sharia en van al-Khaddafi's "Groene Boekje" van politieke filosofie. Libië is formeel een naar het socialisme gevormde staat.
In de praktijk kan Libië evenwel gezien worden als een dictatuur, met Muammar al-Khaddafi (Gids van de Revolutie) aan het hoofd: hij vaardigt decreten uit met hulp van een kleine kliek van militaire en politieke ambtenaren.
Libië wordt ervan beschuldigd op grote schaal de mensenrechten te schenden. De overheid zou tevens het internationale terrorisme sponsoren.
Mensen die op de vlucht zijn voor vervolging en gewapende conflicten in eigen land, worden op weg naar Europa opgesloten en gefolterd in Libië. Toch werken de Europese Unie en haar lidstaten samen met Libië om de migratiestroom vanuit Libië te controleren. Het is onaanvaardbaar dat de EU-lidstaten de aanhoudende mensenrechtenschendingen in Libië negeren wanneer zij onderhandelen over samenwerking.
In een nieuw rapport beschrijft Amnesty International hoe jaarlijks tienduizenden mensen uit Afrikaanse landen zoals Somalië hun land ontvluchten en op zoek gaan naar bescherming. Ze ondernemen een lange en gevaarlijke tocht door landen zoals Libië en besteden vaak al hun spaargeld aan een risicovolle reis via de Middellandse Zee op zoek naar veiligheid en bescherming in Europa.
In Libië genieten asielzoekers en vluchtelingen geen enkele vorm van bescherming. Libië heeft het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 niet ondertekend. Een asielprocedure is er volledig onbestaande.
Vluchtelingen, asielzoekers en migranten leven er voortdurend met de angst opgepakt en opgesloten te worden. Er is ook sprake van foltering en mishandeling en dit op systematische wijze. Bewakers slaan de gedetineerden regelmatig met metalen staven of stokken. Personen die klagen over de leefomstandigheden of die om medische hulp vragen, worden mishandeld of gestraft.
Hoewel de situatie in Libië al lang gekend is, kwamen de Europese Commissie en de Libische autoriteiten in oktober overeen om tot 2013 "samen te werken" omtrent het beheer van migratiestromen en grenscontroles. De EU betaalt Libië hiervoor 50 miljoen euro. Ondertussen onderhandelen de EU en Libië ook verder over een ruimer "Kaderakkoord".
Akkoorden met Libië in het domein van asiel en migratie moeten de rechten van asielzoekers, vluchtelingen en migranten respecteren en moeten voorzien in afdoende beschermingsstandaarden, niet alleen op papier maar zeker ook in de praktijk.
Zoek- en reddingsoperaties moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de mensenrechten en het internationaal vluchtelingenrecht.
Na de omwenteling in Tunesië in december 2010 en de geslaagde volksopstand in Egypte in januari gingen op 16 februari ook in Libië tienduizenden mensen de straat op tegen het bewind van al-Khaddafi. Bij onlusten in diverse steden vielen waarschijnlijk meer dan 1000 doden. Het verzet vond aanvankelijk plaats in het noordoosten van Libië, in en rond Benghazi, later ook in het noordwesten van het land. Hoewel via Al-Jazeera en telefoongesprekken de wereld geïnformeerd werd over de revolte in Benghazi, bleef de situatie onduidelijk voor westerse media omdat het regime de toegang tot het opstandige gebied aan journalisten verboden had.
Later konden dokters en ooggetuigen overal extreem geweld vaststellen, gepleegd door Afrikaanse huurlingen, het leger en de oproerpolitie. Sommige militairen kozen daarop de zijde van de opstandelingen.
Op 17 maart besloot de VN-veiligheidsraad dat er moest worden ingegrepen in Libië. Er werd voor een resolutie gestemd die militair ingrijpen mogelijk maakte. Frankrijk en Groot-Brittannië namen het voortouw. Deze resolutie zorgde ervoor dat het luchtruim boven Libië een "no-flyzone" werd. De coalitielegers vernietigden spoedig het Libisch luchtafweergeschut en legervoertuigen die dreigden de rebellen aan te vallen.
Op zondag 21 augustus 2011 bereikten de opstandelingen de voorsteden van Tripoli. In de nacht van zondag op maandag bereikten de opstandelingen vervolgens Tripoli, waar zware gevechten plaatsvonden. Op dinsdag 23 augustus 2011 werd Bab al-Azizia, het regeringscentrum, door de opstandelingen ingenomen. Al-Khaddafi bleef echter onvindbaar.
Op 20 oktober 2011 werd de stad Sirte ingenomen. Op dezelfde dag maakte een woordvoerder van de Nationale Overgangsraad bekend dat al-KHaddafi zou zijn gevangengenomen. Later meldde Abdul Hakim Belhaj, een bevelhebber van de rebellen, dat hij aan zijn verwondingen zou zijn overleden.
Uit het jaarrapport 2010 van Amnesty International (over het jaar 2009) Doodstraf: gehandhaafd. Levensverwachting: 73,8 jaar. Sterftecijfer onder 5 jaar (m/v): 20/19 per 1000. Alfabetisme onder volwassenen: 86,8 %. De vrijheid van meningsuiting, van vereniging en van vergadering lag ernstig aan banden en de autoriteiten drukten "andere" meningen de kop in. Mensen die zich kritisch uitlieten over het mensenrechtenbeleid van de regering werden bestraft. Voormalige gedetineerden in Guantánamo Bay, die door de Amerikaanse autoriteiten waren teruggestuurd naar Libië, zaten nog altijd in hechtenis. Een van hen overleed in gevangenschap, kennelijk na zelfmoord te hebben gepleegd. Buitenlanders die ervan werden verdacht illegaal in het land te verblijven, onder wie vluchtelingen en asielzoekers, werden gedetineerd en mishandeld. Een officieel onderzoek ging van start naar de moord op gevangenen in de Abu Salim-gevangenis in 1996, maar hierover werden geen verdere mededelingen verstrekt. Nabestaanden van slachtoffers die hadden geprobeerd de waarheid boven tafel te krijgen, werden gearresteerd. Honderden gedwongen verdwijningen en andere ernstige mensenrechtenschendingen begaan in de jaren zeventig, tachtig en negentig waren nog altijd niet opgehelderd en de Binnenlandse Veiligheidsdienst (ISA), die betrokken was bij deze schendingen, kon nog altijd ongestraft te werk gaan. |
Na de dood van al-Khaddafi brak een chaotische periode aan. Hoewel in juli 2012 de eerste vrije verkiezingen werden gehouden, beperkt het centrale gezag zich tot het noorden van het land. Vooral christenen moeten het ontgelden en komen steeds sterker onder druk te staan. Tijdens de eerste vergadering van het Libische parlement kreeg een vrouw zonder hoofddoek opdracht de zaal te verlaten. Interim-president Mustafa Abdel Jalil benadrukte in een toespraak dat de sharia de basis dient te zijn van de nieuwe grondwet.
7000 militairen, burgers en buitenlandse ex-huurlingen die voor al-Khaddafi hadden gevochten, werden vastgehouden in de gevangenissen van de regering. Volgens Amnesty International vinden er op grote schaal martelingen en executies plaats van diegenen die als vijanden van de nieuwe regering worden gezien.
In september 2012 werd de Amerikaanse ambassadeur Chris Stevens bij een aanslag gedood. Volgens sommigen is deze aanslag gepleegd door al-Khaddafi-aanhangers die ook verantwoordelijk worden gehouden voor andere opstanden. De groep zou bestaan uit 90.000 strijders en claimt de steun te hebben van de meerderheid van de Libische bevolking.
Sedertdien is het land zowel politiek, etnisch als religieus diep verdeeld. In 2016 waren er op een bepaald moment drie regeringen (waarvan twee in Tripoli en één in Tobroek) die de soevereiniteit over het land opeisten.
Instabiliteit en geweld!
Libië heeft te maken met een veelvoud aan sub-crises op het gebied van politiek, leger, criminaliteit en extremisme. De belangen van de betrokken actoren lopen voortdurend door elkaar en dat maakt de realiteit van Libië uitermate complex.
De berichtgeving rond Libië doet niet veel goeds vermoeden: burgeroorlog, regionaal epicentrum voor de mensensmokkel naar Europa, export van jihadisten. Bovendien blijkt het land de Noord-Afrikaanse spil van Islamitische Staat (IS) te zijn.
Sinds 2014 heeft Libië twee rivaliserende parlementen, maar geen functionerende overheid. De eigenlijke macht is namelijk in handen van de vele gewapende milities en brigades. Inderdaad, bij afwezigheid van een centraal gezag kunnen criminele netwerken en allerlei radicale groepen zomaar gedijen.
De huidige dichotomie is geworteld in de periode direct na de val van Al-Khaddafi in 2011, toen de plotselinge verwijdering van een alomvattend regime een machtsstrijd ontketende tussen iedereen die een plekje wilde veroveren in het nieuwe Libië. De eenheid die Libiërs tijdens de revolutie hadden getoond, maakte plaats voor een fragmentatie langs etnische, ideologische, tribale en sociale lijnen. Ook bleek dat de rebellengroepen die Al-Khaddafi hadden verdreven, niet van plan waren te ontwapenen en zich te schikken naar de nieuwe machthebbers: er kwamen juist meer milities bij, die door middel van geweld hun plaats in de nieuwe orde opeisten. Voortaan werd het sluiten van allianties met gewapende groepen de sleutel naar politieke macht.
Tegen die achtergrond vonden in 2012 de eerste parlementaire verkiezingen plaats, waarin twee politieke blokken ontstonden: enerzijds de nationaal-centristen van de National Forces Alliance (NFA), anderzijds een coalitie tussen de aan de Moslimbroederschap gelieerde Justice and Construction Party (JCP) en andere islamistische facties. Hoewel die tweedeling vaak is voorgesteld als seculier versus religieus, gaat de rivaliteit eigenlijk om een tegenstelling tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ elites. De partijen uit de islamistische coalitie presenteren zich als de ‘ware revolutionairen’ en zijn uit op een definitieve breuk met het verleden door alles en iedereen uit het Al-Khaddafi-tijdperk te verdrijven.
Invloedrijke milities hebben steun verklaard aan ieder van de twee politieke blokken. Voor de politieke coalities is de steun van gewapende partijen van levensbelang: voor hun bescherming, omdat Libië geen functionerend leger heeft, maar ook om hun politieke agenda door te drukken.
Het belangrijkste voorbeeld hiervan is de Political Isolation Law, een wet ontworpen om iedereen die een rol had in het vorige regime uit het publieke leven te verbannen. Deze wet werd aangenomen in het parlement onder hevige druk van milities aan de kant van de JCP. De Political Isolation Law is daarmee niet alleen een instrument om politieke rivalen uit te sluiten, maar bevestigt ook de militarisering van de Libische politiek.
In 2014 verklaarde Khalifa Haftar, een voormalige generaal onder Al-Khaddafi, de oorlog aan de “terroristische islamistische dreiging”. Hij lanceerde Operation Dignity (Operatie Waardigheid), een militaire campagne bestaande uit een aantal (tribale) gewapende groepen en milities, o.a. gericht tegen de invloed van de Islamisten in het parlement. Daarbij maakte Haftar geen onderscheid tussen gematigde en radicale krachten binnen de islamistische stroming: volgens Haftar is er voor islamisten geen plaats meer. Natuurlijk duurde het niet lang voordat er een antwoord kwam uit islamistische hoek: Operation Dawn (Operatie Dageraad), met als doel het Dignity-kamp militair te verslaan en de macht van de JCP-coalitie binnen en buiten het parlement te consolideren.
Door dit alles laaide het geweld natuurlijk terug op en raakte het politieke veld meer gepolariseerd dan ooit, met Dignity aan de kant van de NFA en Dawn aan de kant van de islamistische partijen. Tegen die turbulente achtergrond vonden in juni 2014 verkiezingen plaats, waarin de Islamisten een zware nederlaag leden.
Een nieuw parlement, het Huis van Afgevaardigden (HvA), werd gekozen. De islamistische partijen weigerden echter de verkiezingsuitslag te erkennen en het General National Congress (GNC) te ontbinden, en besloten op eigen houtje verder te gaan in Tripoli. Het HvA had geen andere keus dan te zetelen in Benghazi en later in Tobruk, in door Operation Dignity gecontroleerd gebied.
En zo zijn er in Libië nu twee parlementen, waarvan alleen het HvA internationaal wordt erkend, en twee politieke hoofdsteden, nl. Tripoli en Tobruk! De politieke allianties aan beide zijden zijn compleet afhankelijk van de militaire campagnes Dignity (Tobruk) en Dawn (Tripoli).
Tweede gevolg: met zijn uitgestrekte binnenland, poreuze grenzen en grote gebrek aan overheidscontrole vormt Libië de ideale omgeving voor criminele activiteiten. Immers, hoewel harde bewijzen lastig te verkrijgen zijn en de bestaande informatie moeilijk te verifiëren is, is het vrijwel zeker dat zowel Dignity als Dawn een poot heeft in criminele netwerken.
Hetzelfde geldt met betrekking tot mensensmokkel. De meeste migrantenboten richting Europa vertrekken vanaf de kustlijn tussen Misrata en Zuwara, een gebied dat wordt gecontroleerd door aan Operation Dawn gelinkte gewapende groepen. Ook doorkruisen migranten op weg naar de Libische kust gebieden in het oosten en zuiden van het land, dat in handen is van Operation Dignity. Het uitoefenen van controle over de wegen die worden gebruikt voor mensensmokkel is een buitengewoon lucratieve business. Daarnaast staat toegang tot een mensensmokkelroute gelijk aan continue aanwas van mankracht, omdat veel migranten zich al dan niet gedwongen aansluiten bij Libische milities.
Ondertussen werkt IS aan zijn opmars in Libië en probeert de radicale en ontevreden elementen uit Dawn los te weken en in te lijven. De groep is zich stilaan richting centraal-Libië gaan bewegen en hanteert aldaar een verdeel-en-heers-strategie om lokale strijders aan zich te binden. Alleszins ging in 2015 de strijd tussen Dawn en Dignity onverminderd door.
De Verenigde Naties hadden in 2014 al een vredesproces gelanceerd in Algiers om een Libische regering van nationale eenheid te vormen, maar de onderhandelingen verliepen uiterst moeizaam.
Libië blijft vooralsnog zwaar verscheurd door het aanhoudend politiek conflict en is verdeeld geraakt tussen twee rivaliserende regeringen: één in het oosten en één in het westen. Migranten en vluchtelingen proberen naar Europa te vluchten en als dat mislukt worden ze opgesloten in detentiecentra.
2023: de oorlog in Oekraïne mist zijn effect niet op het olierijke Libië!
Libië heeft de grootste oliereserves in Afrika en staat negende op de wereldranglijst. Maar sinds de val van al-Khaddafi is het ook een onstabiel land. Nog altijd zijn er twee verschillende regeringen, een in Tripoli en een in Benghazi (waar ex-generaal Khalifa Haftar een leidende rol speelt). Beide regeringen beschikken over hun eigen milities en buitenlandse machten die hen steunen, en beide eisen ze legitimiteit op voor het hele land. Dit leidt vooral tot verstoring van de olieproductie en dus ook van de olie-export. In oktober 2020 werd na bemiddeling door de Verenigde Naties een politiek akkoord bereikt: er werd een eenheidsregering gevormd en Abdul-Hamid Dubaiba werd aangesteld als voorlopige eerste minister tot de verkiezingen van eind 2021.
Met de oorlog in Oekraïne stegen de olieprijzen en kwamen er steeds meer oliedollars Libië binnen. Massa's infrastructuurwerken werden mogelijk en het dagelijks leven werd een stuk eenvoudiger. Lonen en pensioenen stegen dan wel, maar ook de prijzen van basisvoeding, zodat het gemiddeld gezin niet echt veel verandering zag.
Ook op het gebied van veiligheid kon men verbetering zien: geen stammengeweld meer en ook minder grote overvallen. Criminaliteit is er zeker nog wel, maar niet langer gericht tegen banken of bedrijven.
De beloofde verkiezingen in 2021 werden uiteindelijk niet gehouden. Omdat Dubaiba weigerde om te vertrekken laaide het conflict tussen de twee regeringen weer op, met als gevolg een maandenlange olieblokkade. Nochtans wordt de olieproductie beheerd door de National Oil Corporation, die in principe boven beide regeringen staat en hen via de Nationale Bank van geldmiddelen voorziet. Die verdeling is niet helemaal correct, vindt elke partij, met alweer ruzies en blokkades tot gevolg, plus grote schommelingen in de export.
Toen Khalifa Haftar in 2019 Tripoli wou veroveren, deed hij beroep op leden van de Russische Wagnergroep.
Er gaat veel geld rond in Libië. In 3022 bedroegen de totale olie-inkomsten meer dan 22 miljard dollar. En de twee regeringen zijn ondertussen blijkbaar meer bezig met geld verdienen dan met oorlog voeren.
Verwoestende storm Daniel!
In september 2023 liep de dodentol door de mediterrane orkaan (medikaan) Daniel al vlug op tot meer dan 10.000. Bovendien waren er ruim 100.000 vermisten. Het was vooral het oosten van Libië dat zwaar getroffen werd. Daniel richtte toen hij nog ‘maar’ een storm was ook al veel schade aan in Griekenland, Bulgarije en Turkije.
De humanitaire noden overstegen de capaciteiten van de Libische Rode Halvemaan. Daarom lanceerde de regering in het oosten direct een oproep tot internationale hulp.
De havenstad Derna (tussen Benghazi en Tobroek) werd het zwaarst: ongeveer een kwart van de stad werd weggespoeld toen twee dammen in de buurt het begaven. Experten berekenden dat daarbij meer dan 3 miljoen kubieke meter water vrijkwam. Ter vergelijking: de Nijl heeft een gemiddeld debiet van 2.000 kubieke meter per seconde.
Al gauw kwam er veel kritiek over de staat van de Wadi Derna-dam. Volgens de plaatsvervangende burgemeester van Derna, maar ook volgens de voorzitter van het parlement, zou die al sinds 2002 geen onderhoud meer gehad hebben.
Getuigen zagen hoe het water tot drie meter hoog steeg in de stad. In eerste instantie werden overlevenden van de ramp in veldhospitalen ondergebracht. Een regeringsfunctionaris vertelde aan nieuwsagentschap Anadolu dat het volledige wegen- en bruggennetwerk was ingestort. Hij schatte dat de wederopbouw meer dan 60 miljoen euro zou kosten.
Derna werd tot rampgebied uitgeroepen. Vier belangrijke havens werden gesloten. Scholen bleven uit voorzorg dicht en er werd een avondklok ingesteld.
De twee rivaliserende regeringen kondigden drie dagen van nationale rouw af.
Nakhlan Fezzan
Maryam Mansour al-Warfalli, ook bekend als Nakhla Fezzan, werd gevraagd om op 13 januari 2024 naar het kantoor van het Agentschap voor Binnenlandse Veiligheid (ISA) te komen voor een ondervraging. Ze werd er zonder arrestatiebevel aangehouden. En waarom? Als activist en blogger had ze op sociale media kritiek geuit op de distributie van kookgas in het zuiden van Libië. Ze wordt nog steeds vastgehouden in het hoofdkwartier van ISA zonder in staat van beschuldiging te zijn gesteld.
Sinds haar arrestatie heeft Maryam nog geen bezoek mogen ontvangen en heeft ze slechts twee keer kunnen bellen met haar familie. Haar mentale gezondheid gaat daardoor sterk achteruit. Op 2 mei hebben de gevangenisautoriteiten Maryam doorverwezen naar een psychiater, die adviseerde om haar op te nemen in het ziekenhuis van Benghazi. Maar na vijf dagen in het ziekenhuis werd de activist door ISA teruggebracht naar het hoofdkwartier zonder toestemming van haar behandelende arts.
Het beheer van die gasdistributie is in handen van de LAAF, oftewel de Libische Arabische Strijdkrachten, een machtige gewapende groepering die het oosten en zuiden van Libië controleert. Het Agentschap voor Binnenlandse Veiligheid (ISA), dat Maryam arresteerde, is verbonden aan de LAAF. Libië is momenteel verdeeld tussen twee groeperingen die strijden om legitimiteit, bestuur en territoriale controle. Naast de LAAF is er ook de Nationale Eenheid (GNU) die Tripoli en het grootste deel van West-Libië in handen heeft.
Onze schrijfactie voor april: maak locatie van soefi-sjeik bekend!
Op 4 februari 2024 werd de 79-jarige Muftah Al-Amin Al-Biju werd zonder aanleiding gearresteerd in zijn huis in Benghazi. Zijn arrestatie gebeurde op een moment dat er in het land een klopjacht was geopend op soefigeestelijken en -activisten door de Arabische Strijdkrachten van Libië (LAAF). Sindsdien is niet duidelijk waar hij wordt vastgehouden.
Amnesty eist dat de LAAF bekendmaakt waar Al-Amin Al-Biju wordt vastgehouden en dat hij wordt vrijgelaten. Hij zit louter vast omwille van het uitoefenen van zijn mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van godsdienst.
Er wordt gevreesd dat Al-Amin Al-Biju in de gevangenis van Gernada zit, onder controle van de LAAF. Amnesty International heeft de voorbije jaren systematisch de folteringen en andere vormen van mishandeling gedocumenteerd in gevangenissen die de LAAF in handen heeft. Mensen die in deze gevangenissen zitten, worden bedreigd, afgeranseld of geslagen met allerlei voorwerpen. Familie van gevangenen zeggen ook dat ze soms jarenlang niet op bezoek mogen komen of kunnen bellen.
Soefisme en salafisme zijn twee stromingen binnen de islam die de religie anders interpreteren. Volgens inlichtingen die Amnesty International verzamelde, is de soefi-sjeik Al-Biju meerdere malen het doelwit geweest van salafistische groeperingen. Er was een moordpoging in 2013, en in 2016 werd hij gedwongen zijn centrum voor koranstudies te sluiten. Volgens welingelichte bronnen werd hij eerst vastgehouden door de Ondersteunende Dienst van het Directoraat Veiligheid. Deze groepering, die de salafistische Madkhali-ideologie zou aanhangen, houdt ook nog een aantal andere soefigeestelijken en -activisten vast.
Stuur een brief naar de ambassade van Libië:
Jalal E A Alashi
Victorialaan 28
1000 Brussel
email: libyaembbe@foreign.gov.ly
(Boom, ... April 2025)
Dear Jalal E A Alashi,
I am deeply concerned over the enforced disappearance of 79-year-old Sufi Sheikh Muftah Al-Amin Al-Biju, since his arbitrary arrest from his home in Benghazi on 4 February 2024 by heavily armed men in plain clothes. Moreover the perpetrators ransacked his home and stole some 150,000 Libyan dinars before driving away to the Security Directorates’ Support Body base in the eastern region. Nonetheless officials there keep denying having him in custody.
Therefore, dear Mr. Alashi, I would like to urge you to disclose the fate and whereabouts of Sheikh Al-Biju and to release him immediately as his detention is linked solely to his exercise of his human rights, including the freedom of religion. In the meantime, the LAAF must grant him access to his family, lawyers and adequate healthcare. Please see to it that he is protected from torture and other ill-treatment and held in conditions meeting international standards.
Sincerely,
(Naam, adres en handtekening)
Mijnheer Jalal E A Alashi,
Ik ben echt begaan met de gedwongen verdwijning van de 79-jarige soefi-sjeik Muftah Al-Amin Al-Biju, sinds zijn lukrake arrestatie bij hem thuis in Benghazi op 4 februari 2024 door zwaarbewapende mannen in burger. Bovendien hebben de overtreders zijn woning overhoopgehaald en stalen ze zo'n 150.000 Libische dinars, waarna ze wegreden richting de basis van de Veiligheid (Security Directorates’ Support Body) in de oostelijke regio. Ambtenaren op de basis beweren evenwel nog altijd dat hij daar niet gevangenzit.
Daarom, M. Alashi, wil ik u verzoeken openbaar te maken hoe het met Sheikh Al-Biju gaat en waar hij zich bevindt en verder vraag ik u om hem onmiddellijk vrij te laten daar zijn detentie enkel en alleen te maken heeft met de beoefening van zijn mensenrechten, waaronder vrijheid van godsdienst. Intussentijd moet de LAAF hem toegang verlenen tot zijn familie en advocaten en tot de juiste medische zorg. Gelieve er tevens op toe te zien dat hij beschermd wordt tegen foltering en andere mishandelingen en de omstandigheden van zijn gevangenschap beantwoorden aan internationaal geldende normen.
Hoogachtend,