![]() |
M O N G O L I E |
![]() |
![]() |
Mongolië is een land in Centraal- en Oost-Azië, in het noorden grenzend aan de autonome republieken Altaj, Toeva en Boerjatië en de Kraj Transbaikal (Zabajkalski), alle lid van de Russische Federatie. In het zuiden is er de grens met het autonome gewest Binnen-Mongolië, dat tot China behoort. De totale lengte van de landgrenzen bedraagt 8.114 km, waarvan 4.673 km met China en 3.441 km met Rusland.
Het land ligt op de Mongoolse hoogvlakte en heeft een landklimaat met toendra's en steppegebieden in het noorden, bergachtig gebied (Altaj) in het midden, en woestijn (Gobi) in het zuiden.
Omdat de zee ver verwijderd ligt, heerst er een extreem landklimaat. De winters kunnen lang en koud zijn, met veel sneeuw. De zomers zijn kort en heet.
Mongolië bestaat grotendeels uit hoogvlakte, tussen 1.000 tot 2.000 meter. Het noorden en westen is grotendeels bergachtig. De bergketen Altaj in het westen loopt door in Siberië. Hier zijn de hoogste bergen te vinden. Op het westelijke drielandenpunt met Rusland en China ligt de Tavan Bogd die met 4.374 m het hoogste punt vormt. Het zuidelijke deel bestaat uit de Gobi-woestijn, die doorloopt in China.
De rivieren in de noordelijke helft van het land monden uit in de Noordelijke IJszee en de Grote Oceaan. De rivieren in de zuidelijke helft vallen droog in de Gobi of monden uit in zoutmeren.
Politiek
In 1990 was Mongolië een communistische eenpartijstaat en luidde de naam voluit Volksrepubliek Mongolië. De regering was gemodelleerd volgens het Sovjetsysteem. De communistische Mongoolse Revolutionaire Volkspartij was de enige legale partij. Eigenlijk bestond er onder communistische leiding tot december 1989 geen openlijke vorm van onvrede. Collectivisatie van de landbouw en de uitbreiding van vaste woongelegenheden ondervonden geen waarneembare oppositie. In 1990 werden democratische hervormingen doorgevoerd, inclusief een nieuwe grondwet. Mongolië is sinds 1990 een democratie.
Mongolië heeft op geweldloze wijze de onafhankelijkheid van Rusland bereikt en ook weten te voorkomen dat het binnen de invloedssfeer van China terechtkwam.
Ongeveer een derde van de bevolking woont in de hoofdstad. De rest leeft overwegend nomadisch in traditionele vilten tenten, ger ook wel joert genoemd en voorziet in haar levensbehoeften door veeteelt. Schapen, paarden en kamelen worden in vrijlopende kuddes gehouden. In het noorden van het land is enige vorm van industrie in de vorm van houtverwerking en mijnbouw. Ruim 80% van de bevolking behoort tot de etnische groep van de Khalkha-Mongolen.
De nomadententen zien er nog exact hetzelfde uit als honderden jaren geleden maar er staan tegenwoordig wel vaak schotelantennes en motorfietsen naast.
Onder invloed van de perestrojka in de voormalige Sovjet-Unie kwam er ook in Mongolië een democratiseringsproces op gang, wat uiteindelijk via een "fluwelen revolutie" in mei 1990 leidde tot een amendement in de grondwet voor de acceptatie van een meerpartijenstelsel en het ontstaan van de post van president.
De eerste meerpartijenverkiezingen voor de Grote Hural, het parlement, werden gehouden op 29 juli 1990. De communistische partij won 85% van de zetels. In november 1991 begonnen de discussies over een nieuwe grondwet die uiteindelijk van kracht werd op 12 februari 1992.
Op 22 mei 2005 won voormalig premier Nambaryn Enkhbayar van de Mongoolse Revolutionaire Volkspartij de presidentsverkiezingen. Ook in 2008 werden de presidentsverkiezingen door die partij gewonnen. De uitslag werd echter niet erkend door de oppositiepartij van Tsakhiagiin Elbegdorj, de Democratische Unie. Op 1 juli braken rellen uit in Ulaanbaatar.
Toen Mongolië nog tot de invloedssfeer van de Sovjet-Unie behoorde, waren industrie en mijnbouw belangrijke economische sectoren. Na de instorting van de Sovjet-Unie eind jaren 80 stopte de economische steun vanuit dat land. Het gevolg was dat mijnbouw- en industriebedrijven gesloten werden. Werkloze arbeiders keerden terug tot de nomadische bestaanswijze en het houden van vee. In de jaren 90 verdubbelde het aantal veehouders. In 1998 was ongeveer een derde van de Mongolen veehouder. Daarmee werd Mongolië het enige land ter wereld dat in de recente geschiedenis een sterke afname van de industriële sector en sterke groei van de agrarische sector kende.
Er ontstonden in het zuiden grote kuddes geiten. De kasjmierwol die deze leveren kan goed verkocht en geëxporteerd worden. Geiten trekken echter tijdens het grazen de planten er met wortel en al uit. De sterke groei van de kuddes leidde tot overbegrazing van grote gebieden met ernstige woestijnvorming als gevolg. Doordat deze nieuwe veehouders als herder onervaren waren, waren ze niet voorbereid op lange en zeer strenge winters, die rond de laatste eeuwwisseling drie keer achter elkaar optraden. Een groot deel van de nieuw opgebouwde veestapel stierf in deze periode.
Strijd om grasland
De grote vraag naar kasjmierwol blijft niet zonder gevolgen: voor meer wol zijn meer kasjmiergeiten nodig en dus meer sappig groen gras. En laat dat nu net een probleem zijn in dit overbegraasde en steeds verder uitdrogende land.
Nu, kasjmier blijkt niet zo milieuvriendelijk, eerlijk of gezond te zijn. De laatste vijftien jaar is deze wolsoort steeds populairder en bovendien immens veel goedkoper geworden. Toen in 2005 alle importbeperkingen opgeheven werden kon China -dat het grootste deel van de markt in handen heeft- inzetten op de kasjmiervezel. De prijs blijft laag omdat de Chinese fabrieksarbeiders erbarmelijke lonen krijgen, maar ook omdat Chinese tussenhandelaars de wol kunnen aankopen aan spotprijzen.
Het zijn die tussenhandelaars die de verkoopprijs zetten. Vroeger moesten herders hun wol aan de man brengen in Ulaanbaatar. De kosten van het transport daarheen alleen al lagen heel hoog. Het is dus positief voor de nomaden dat Chinese tussenhandelaren hen rechtstreeks gaan bezoeken om hun wol op te kopen. Maar ze worden door hen onder druk gezet om enkel aan hen te verkopen en zij gaan vervolgens met de meeste winsten lopen.
Green Gold is de Mongoolse Nationale Federatie van Weidegebruikersgroepen. Ze is gelinkt aan de overheid en streeft naar duurzame productie van kasjmier. Ruwe kasjmiervezels blijken bijzonder goedkoop te zijn. Voor een kilogram kasjmier kregen nomaden in 2020 gemiddeld 85.000 Mongoolse tughrik, oftewel iets meer 25 euro. Gemiddeld kan een gezin zo'n vijftigtal kilogram verkopen, goed voor een jaarlijks inkomen van ongeveer 1250 euro. Het is dus logisch dat ze ingaan op het aanbod van tussenhandelaars: ze willen natuurlijk ook een comfortabel inkomen opstrijken.
Ook de implosie van de Sovjet-Unie is cruciaal in dit verhaal. Ook in Mongolië, bondgenoot van de communistische grootmacht, werd in de jaren '90 de economie -en daarmee de veestapel- geprivatiseerd. Op de grootte van de veestapel stond geen limiet meer. En hoe meer geiten in de kudde, hoe meer kasjmierwol en hoe groter de winst! Er kwamen hoe langer hoe meer geitenherders zonder een eigenlijke nomadische achtergrond. En omdat zij veel minder kennis hadden over hoe ze moeten omgaan met het land, beseften ze niet dat een te grote kudde kasjmiergeiten ook alle groen wegvreet. Bovendien gaat door een vermeerderde vraag en aanbod de prijs nog meer zakken.
Die prijzenslag heeft perverse neveneffecten. Veel nomaden hebben nu meer dan dubbel zoveel geiten in hun kuddes als voor de privatisering. Geiten gaan niet zomaar aan overgebleven planten knagen wanneer voedsel schaars is, maar trekken ze met wortel en al uit de grond. Geiten vreten alles op, waardoor andere dieren in de kudde minder overlevingskansen hebben, een nefaste zaak voor het ecosysteem, want de overbegrazing veroorzaakt nu eenmaal verwoestijning. Daardoor hebben de geiten nog minder te grazen. Hun gezondheid lijdt daaronder, waardoor hun vacht minder robuust is.
De laatste jaren heeft Green Gold veel vooruitgang geboekt. Eerst en vooral is niet alle grond in Mongolië op sterven na dood. Gevallen van echte verwoestijning heeft Green Gold niet in kaart gebracht, maar in een eerder rapport bevestigt de overheidsorganisatie dat die gevallen wel dergelijk bestaan, al blijven ze zeldzaam.
Om de situatie te keren moeten nomaden, zoals van oudsher, vaker verhuizen van de ene weide naar de andere. Enkel door te roteren spaar je het landschap. Dat ligt moeilijk in het geval van kuddes met veel geiten: die kunnen nu eenmaal minder lange afstanden afleggen dan paarden. Om je kudde te laten grazen op vruchtbare grond, moet je goede connecties hebben. Er is sprake van informeel leiderschap: bepaalde nomaden zijn al zo lang gehecht aan bepaalde lappen grond dat ze een bepaalde vallei opeisen. Evident is dat niet, nu de grond aangetast is door overbegrazing. En strijden om goede gronden is eerder al fataal afgelopen. Nomaden gaan met elkaar op de vuist. Soms vermoorden ze elkaar zelfs. In het beste geval bestaat een groep nomaden dan ook uit zowel oudere leden, die veel kennis hebben over het landschap, als jongere, die hen kunnen beschermen.
Die jongere normaden zijn vaak niet meer de zonen of dochters van de oudere generatie. Succesvolle nomaden hebben geld genoeg om hun kinderen naar de stad te sturen om te studeren. Velen keren niet terug, zodra ze dat leven ervaren hebben. En zo zal uiteindelijk de nomadische manier van leven verloren gaan.