vlag Democratische Republiek Congo D E M O C R A T I S C H E   R E P U B L I E K   C O N G O
(C O N G O - K I N S H A S A)
Wikipedia Landenweb
Opp.: 2.345.410 km² (77 x België)    Inwoners: 115 miljoen (2024)   (49 inw./km²)    Regeringsvorm: republiek    Hoofdstad: Kinshasa   Religie: christendom

locatie Democratische Republiek Congo Democratische Republiek Congo

De Democratische Republiek Congo, beter bekend als Congo-Kinshasa, het vroegere Zaïre, is een onafhankelijk land in centraal Afrika. Het is een voormalige Belgische kolonie. Congo betekent jager in de taal van de Bakongostam.
Het land Congo omvat het grootste deel van het stroomgebied van de Congo-rivier, dat ongeveer 1 miljoen km² bestrijkt. Er komen drie soorten vegetatie voor: bossavanne, grassavanne en tropisch regenwoud.

Politiek
De Democratische Republiek Congo was tot 2009 onderverdeeld in 11 provincies. Momenteel zijn dat er 26.
Sinds 1994 wordt Congo getroffen door etnische onlusten en burgeroorlog, mede door de instroom van vluchtelingen uit Rwanda en Burundi.
In 1997 riep rebellenleider Laurent-Désiré Kabila zichzelf uit tot president van de Democratische Republiek Congo. Daarmee kwam een eind aan het jarenlange bewind van dictator Mobutu Sese Seko, maar niet aan de onlusten her en der in het land. Mobutu had geregeerd als dictator, 31 jaar lang. Met harde hand was hij er in de jaren zestig in geslaagd het land op te krikken, maar gaandeweg ontspoorde zijn regime. Verschillende netwerken hadden hem jarenlang gesteund en mochten als tegenprestatie de staatskas plunderen. Op 24 april 1990 verklaarde Mobutu de eenpartijstaat dood en begraven, maar door de oppositie en de civiele maatschappij intern te verdelen wist hij zijn macht nog heel lang te behouden.
Eind oktober 1996 vielen rebellen met Rwandese steun het land binnen vanuit het oosten (Bukavu). Het leger bleek geen partij voor de oprukkende troepen en de vele kindsoldaten van Laurent-Désiré Kabila. Mobutu zou in september 1997 eenzaam en verarmd sterven in Marokko.
De burgeroorlog verergerde nog in 1998 toen rebellen met steun van Rwanda en Oeganda probeerden de president te verjagen. Twee van de bekendste rebellengroepen zijn overigens de Beweging voor Congolese Bevrijding (MLC, gesteund door Oeganda) en de Congolese Unie voor Democratie (RCD, gesteund door Rwanda).
Op 16 januari 2001 kwam Kabila tijdens een mislukte staatsgreep om het leven. Zijn zoon Joseph volgde hem op. Rond die moord speelde lange tijd een rechtszaak. In december 2002 werd in Pretoria, onder druk van onder meer Zuid-Afrika en België een akkoord gesloten tussen de partij van Kabila, de rebellengroepen en de politieke oppositie. Deze afspraken leidden tot het vormen van een overgangsregering onder leiding van Joseph Kabila, waarin zowel de voormalige rebellen als de politieke oppositie posten kregen toegewezen. Enkel de grootste oppositiepartij, de UDPS onder leiding van Etienne Tshisekedi, ging niet akkoord met de voorwaarden. Verder werd afgesproken dat er democratische verkiezingen zouden komen.
Op 30 juli 2006 hield Congo de eerste ronde van haar eerste echte verkiezingen sinds de onafhankelijkheid in 1960. Joseph Kabila kreeg 45% van de stemmen en zijn voornaamste opponent, Jean-Pierre Bemba, kreeg 20%. Dit leidde tot twee dagen van straatgevechten in de hoofdstad tussen beide fracties. Hierbij kwamen 16 mensen om het leven voordat de politie en MONUC, de UNO-missie, de controle over Kinshasa herstelden.
De tweede ronde van de verkiezingen werd gehouden op 29 oktober 2006. Opnieuw was er onrust, maar toch werden de verkiezingen een succes. Zowel Kabila als Bemba verzekerden dat ze de uitslag zouden eerbiedigen, niettegenstaande heel wat protest van aanhangers van Bemba. Op 22 maart 2007 braken in Kinshasa opnieuw gevechten uit tussen het regeringsleger en de privé-militie van Bemba. Bemba moest vluchten naar de ambassade van Zuid-Afrika en werd een jaar later gearresteerd in Brussel.
De taak die Kabila ondertussen te wachten stond, was echter niet eenvoudig aangezien Congo geteisterd werd en wordt door rebellengroepen die opstanden ontketenen, mensen kidnappen, vrouwen verkrachten en zelfs hele dorpen in brand steken.
In augustus 2008 ontstond er een conflict in Kivu rond "generaal" Laurent Nkunda, rebellenleider van de CNDP, Congrès National pour la Défense du Peuple. Hij wilde oorspronkelijk de Tutsi's en later de volledige Congolese bevolking beschermen tegen de volgens hem corrupte overheid. Om zijn statement duidelijk te maken trok hij met zijn rebellenleger op naar Goma, hoofdstad van Noord-Kivu, overmeesterde hij de stad en hield er enkele dagen stand. Het Congolese leger, dat over bijzonder weinig middelen beschikt, kon geen weerstand bieden tegen zijn getrainde entourage. Op 22 januari 2009 werd een eind gemaakt aan de rol van het CNDP. Nadat de partij reeds verzwakt was door een afscheuring van enkele kopstukken, werd ook de leider, Nkunda, opgepakt in Rwanda.
In december 2008 waren Congo en Rwanda, m.a.w Kabila en Kagame, overeengekomen om samen in Oost-Congo jacht te maken op de Rwandese Hutu-rebellen. Ook zij zaaiden onrust in Oost-Congo door verkrachtingen, plunderingen en moorden. Volgens experts was dit een tactische zet van Rwanda, aangezien hun reputatie een ferme deuk had gekregen na het VN-rapport van december van hetzelfde jaar. Daarin stond immers te lezen dat Rwanda directe steun verleend had aan Laurent Nkunda en zijn leger. Door nu samen te werken met Congo konden de plooien ietwat glad gestreken worden. En zoals steeds had en heeft de plaatselijke bevolking het meest te lijden onder de gevechten.

Kindsoldaten!
Het inzetten van kindsoldaten is in strijd met het internationaal Verdrag voor Kinderrechten. Zowel de Democratische Republiek Congo als Rwanda hebben dit Verdrag geratificeerd.
Amnesty maakte gewag van de gedwongen inlijving in het leger van Jean-de-Dieu Razirera, Janvier Ntohondire, Sirasi Murihanio en Toranshire Asangira. De feiten dateren van december 2000. Doordat de jongens zich verzetten, werden ze overgebracht naar een militair detentiecentrum. Het initatief voor deze rekrutering kwam trouwens van de autoriteiten in Kigali.
Het aanslepende conflict heeft een verwoestend effect op de fysieke en psychische integriteit van de kinderen die gedwongen worden hieraan deel te nemen. De internationale coalitie tegen het inzetten van kindsoldaten rapporteerde in mei 2001 dat naar schatting 15 à 30% van de nieuwe rekruten jonger waren dan 18 (en velen zelfs jonger dan 12). Kinderen worden ontvoerd en dan gewapend en gedwongen om mee te vechten. Ze worden geslagen, mishandeld, verkracht. Ze moeten dienst doen als drager, kok of seksslaaf. Soms worden ze willekeurig door hun oversten gedood.
De regering heeft herhaaldelijk aangekondigd dat ze de kindsoldaten zou demobiliseren en reïntegreren in het burgerleven, maar zonder resultaat. Vele jongeren worden al na enkele weken opleiding naar het front gestuurd.

Sinds Laurent Kabila's Alliantie van Democratische Krachten voor de Bevrijding van Congo op 17 mei 1997 aan de macht kwam, zijn honderden mensen gearresteerd, onder wie veel medewerkers van niet-gouvernementele organisaties, journalisten en mensenrechtenactivisten. De machtsovername door Joseph Kabila zorgde toch voor een kleine schokgolf: de inter-Congolese dialoog leek weer mogelijk en Rwanda en Oeganda trokken met mondjesmaat hun troepen terug. Maar op het gebied van de mensenrechten is de situatie minder duidelijk: enerzijds werden de geheime detentiecentra afgeschaft, maar anderzijds worden nog steeds burgers ter dood veroordeeld door een militaire uitzonderingsrechtbank en worden mensen om etnische redenen vervolgd.

In de Democratische Republiek Congo leven heel veel kinderen op straat. In Kinshasa alleen al zijn er dat 30.000. Hun aantal is de laatste tien jaren verdubbeld door de enorme problemen waarmee de mensen te kampen hebben. De straatkinderen moeten soms vechten om te overleven en daarom hebben ze zichzelf de "chégués" genoemd. Die naam komt van Che Guevara, de Zuid-Amerikaanse revolutionair en guerrillaleider.
De kinderen leven op straat omdat hun ouders gestorven zijn in de burgeroorlog, die al meer dan tien jaar duurt. Soms hebben ze moeten meevechten met een leger en komen ze daarna op straat terecht als ze door de legercommandanten worden weggestuurd. Het kan ook zijn dat hun ouders gestorven zijn aan AIDS of malaria.
Bovendien is er nog een andere belangrijke oorzaak waarom kinderen op straat moeten leven: ze worden beschuldigd van hekserij (zie verder). Zeventig procent van de straatkinderen werd al eens beschuldigd van hekserij! Het gaat hier vooral om kinderen die niet bij hun eigen ouders wonen. In de DRC is het de gewoonte dat kinderen, van wie de ouders sterven, bij een familielid gaan wonen. Maar wanneer er in de nieuwe familie problemen zijn, dan zoekt die een reden om de kinderen weg te jagen.
Als de weeskinderen of stiefkinderen "ongewoon gedrag" vertonen, dan kunnen de mensen ook beginnen denken dat ze behekst zijn. Ongewoon gedrag kan zijn dat de kinderen nachtmerries hebben of een ziekte (ook AIDS). Maar ook een onschuldige afwijking als X- of O-benen kan al een reden zijn om kinderen te beschuldigen van tovenarij. Door een gebrek aan opleiding heerst er immers nog veel bijgeloof.
Het leven op straat is heel hard. De kinderen moeten zelf geld verdienen om eten te kopen. Ze hebben weinig kleren, kunnen zich niet wassen en moeten soms iedere nacht een andere plek zoeken om te slapen. De volwassenen behandelen de straatkinderen meestal slecht. Ze vinden ze vervelend en jagen ze weg omdat ze bijvoorbeeld klanten "lastigvallen". Ook de politie en het leger treden op tegen de straatkinderen. In plaats van hen te helpen en te beschermen, maken ze de kinderen vaak bang door te zeggen dat ze hen gaan opsluiten in de gevangenis. Soms doen ze dit ook.
In de DRC is het verboden om te bedelen. De regering beveelt de politie soms om de kinderen weg te jagen, te slaan en op te sluiten in de gevangenis. Ze komen er dan terecht in één cel met heel veel mensen. De straatkinderen zitten samen met volwassen criminelen die hen slecht behandelen. Na enkele dagen worden de kinderen meestal weer gewoon op straat gezet en moeten ze verder hun plan trekken.

Aids dreigt het gevecht te winnen in Congo!
Wie aan Aids in Afrika denkt, denkt meestal aan de zuidelijkste landen, met name Zuid-Afrika en Zimbabwe, waar inderdaad een groot deel van de bevolking door deze ziekte getroffen wordt. Maar terwijl in die landen enige vooruitgang geboekt wordt in de behandeling, lijken de inspanningen in bijvoorbeeld Congo weinig resultaat op te leveren.
Van de ruim 1,3 miljoen mensen die besmet zijn met aids, krijgen slechts 12 % de nodige aidsremmers. Aids is in Congo een enorm probleem, maar krijgt er nauwelijks aandacht. Aidsremmers zijn het enige dat iemand met hiv kan helpen. Omdat ze een belangrijk onderdeel zijn van de strijd tegen aids, worden ze in ontwikkelingslanden door internationale instelliungen betaald. Echter, anno 2011 lijkt niemand nog bereid om te betalen voor aidsremmers voor Congo: het is alsof alle grote geldschieters hun interesse voor dit land verloren zijn. Het Wereldfonds ter Bestrijding van Aids blijft de enige financiële hulpverlener maar door het feit dat het kampt met ernstige tekorten, waardoor de patiënten zelf voor meer dan de helft van de kosten moeten instaan -en 70 % van de bevolking leeft al onder de armoedegrens. Door deze situatie worden de mensen ontmoedigd om zich op aids te laten testen. (Lees hierover ook het dossier.)

Het jaar 2010 is beslissend in de geschiedenis van de Democratische Republiek Congo. Het kondigt zich aan als een scharnierjaar waarin de balans wordt opgemaakt van vijftig jaar onafhankelijkheid. De omstandigheden verplichten sommigen ertoe om een woordje te zeggen over het duistere verleden van dit land, ook diegenen die sowieso al aan een kort geheugen lijden. In alle verklaringen die tot nu toe werden afgelegd, valt echter dezelfde aberratie op: het stilzwijgen over de schaduwperiodes van na en ook vóór de onafhankelijkheid.
De uitgesproken wil om tegen elke prijs Congo op te bouwen is vooral gebaseerd op de ontkenning van het verleden. Het is alsof Congo op 30 juni 2010 opnieuw het daglicht zal zien. De geschiedenis leert ons dat dergelijk collectief geheugenverlies zowel de Congolese elite als het gewone volk kenmerkt. De heersende koorts om een nieuw Congo te laten verrijzen, is gelijkaardig aan die van 30 juni 1960, aan die van 1965, aan die van 1971, aan die van 24 april 1990, aan die van de Nationale Soevereine Conferentie, aan die van 17 mei 1997, aan die van de eerste democratische verkiezingen in 2006. Bij alle grote evenementen in Congo bestaat de strategie er dus uit om een spons te halen over het verleden en de toekomst tegemoet te gaan zonder rekening te houden met de voorgaande gebeurtenissen.
Het verlangen naar een betere toekomst (koste wat het kost), de zelfingenomenheid, de slaapverwekkende politieke streken van hen die bloed aan hun handen hebben, de dinosaurussen van de Tweede Republiek (de periode van de dictatuur van Mobutu, 1965 - 1997) en de rebellen, avonturiers en opportunisten van de nieuwe Congolese staat liggen aan de basis van deze vorm van religie die vandaag de dag vele aanhangers telt in heel Congo.

Verkiezingen 2011

Op 28 november ging de bevolking naar de stembus om een president en een volksvertegenwoordiging te kiezen. De verkiezingen werden net als de aanloop naar de stembusgang ontsierd door fraude en allerlei incidenten. De politie hield oppositieleider en presidentskandidaat Etienne Tshisekedi en duizenden van zijn aanhangers tegen toen hij zijn stem wilde uitbrengen in Kinshasa. De voornaamste rivaal van de zittende president Joseph Kabila werd zo gedwongen om terug te keren, maar uiteindelijk kon hij zijn stem uitbrengen in een ander stemlokaal. Bij herverkiezing zou Kabila terug vijf jaar aan de macht komen.
Geweld was trouwens alomtegenwoordig. Zo kwamen twee agenten om door een aanval op een stembureau en raakten twee militairen gewond. Ook een vrouwelijke kiezer kwam door kogels om het leven. De Verenigde Naties meldden dat inwoners van de stad Kananga stembureaus in brand staken nadat ze volle stembussen hadden ontdekt, nog voordat de verkiezingen waren begonnen. Volgens een parlementslid gingen 15 stemlokalen in vlammen op.
Ook logistieke problemen speelden de verkiezingen parten. Congo is namelijk bijna 80 keer zo groot als België en delen van het land zijn erg onveilig. Om de ongeveer 60.000 stembureaus op te zetten werden VN-troepen en helikopters uit Angola en Zuid-Afrika ingezet.
Congo is na Zimbabwe het minst ontwikkelde land op aarde. De voormalige kolonie van België leed de afgelopen decennia onder wanbestuur. Het land was sinds begin jaren '90 ook het voornaamste strijdtoneel van twee grote Afrikaanse oorlogen, waarbij miljoenen mensen om het leven kwamen.
Kabila's voornaamste opponenten, Tshisekedi en Vital Kamerhe, leken niet veel kans te hebben om Kabila af te lossen als president. Kabila controleerde immers de media en het hooggerechtshof en zijn aanhangers voerden bovendien een maandenlange intimidatiecampagne.

Europees Commissaris Karel De Gucht betreurde het feit dat de internationale gemeenschap niet vroeger en krachtiger haar onvrede had geuit over de presidentsverkiezingen in Congo, namelijk toen de entourage van president Joseph Kabila voorstelde om de verkiezingen niet in twee ronden, maar in één (snelle) ronde af te handelen.
De verkiezingen werden ontsierd door tal van onregelmatigheden, maar of die beslissend waren voor de uitslag, was helemaal niet zeker.

Kabila haalde het uiteindelijk met 48,95 % van de stemmen. De oppositie verwierp onmiddellijk de resultaten.
Volgens Vital Kamerhe, die derde eindigde, gaven de voorlopige resultaten "niet de wil van het Congolese volk" weer. Volgens die resultaten eindigde de uittredende president ver voor het oppositielid Etienne Tshisekedi (32,33 %). Kamerhe, die de overwinning van Tshisekedi erkende, stelde dat de echte resultaten, die de avond van 28 november 2011 na het tellen van de stemmen uitgehangen werden in de stembureaus, sterk verschillen van de latere publicatie. De voormalige vertrouweling van president Kabila, die uit de gratie viel, verklaarde dat het Congolese volk deelnam aan "een schijnverkiezing door een regime dat, ondanks zijn mislukking, alle middelen - zelfs de meest onwettelijke - heeft gebruikt om aan de macht te blijven".

Kabila ontkende (uiteraard) dat hij de verkiezingen had gewonnen door zogezegd wijdverspreide fraude. Hij gaf wel toe dat er fouten waren gemaakt maar was het niet eens met de bewering van het Amerikaanse Carter Center. Dat had veel internationale waarnemers ter plaatse en stelde dat de resultaten een gebrek aan geloofwaardigheid hadden. De herverkozen president wees o.a. op zijn eigen tegenvallende resultaten in een aantal provincies als bewijs dat de verkiezingen niet vervalst waren. Ondertussen vielen er bij protesten verschillende doden, hoewel er volgens Kabila geen crisis was in Congo.

Aan de vooravond van de eedaflegging verschenen opnieuw tanks in het straatbeeld van Kinshasa. Dat had vooral te maken met de uitspraken van Etienne Tshisekedi, die zichzelf had uitgeroepen tot "verkozen president" en deze week ook de eed wou afleggen. Leger en politie bleven opvallend aanwezig in het straatbeeld, zeker in de volkswijk Limete, waar de Union pour la Démocratie et le Progrès social (UDPS) van Tshisekedi haar zetel heeft.
Op de eedaflegging bleven de meeste staatshoofden afwezig. Enkel de Zimbabwaanse president Robert Mugabe maakt zijn opwachting.
Kabila beloofde dat hij zich verder zou blijven inspannen voor een zorgvuldig beheer van de openbare middelen en voor een verbetering van het zakenklimaat teneinde investeerders aan te trekken. Bovendien verzekerde hij dat de regering zich zou bekommeren om het sociale leven van elke Congolees. De klemtoon zou daarbij liggen op “het scheppen van werkgelegenheid en de gezondheidszorg door meer ziekenhuizen en gezondheidscentra te bouwen”.
Op het vlak van onderwijs wil Kabila een plan opzetten om analfabetisme terug te dringen. Ook wil hij een “sterke, dynamische, competitieve economie die minder afhankelijk is van één enkele sector”. En vooral, hij is van plan ervoor te zorgen dat de mensenrechten voortaan worden beschermd...

Congo is het belangrijkste partnerland van België op gebied van ontwikkelingssamenwerking. Niet alleen de Belgische staat maar ook heel wat Belgische NGO's en universiteiten trachten bij te dragen tot het verbeteren van de levensomstandigheden van miljoenen Congolezen. Onlangs schold ons land Congo een klein half miljard euro schulden kwijt. Met 16,5 miljoen euro in een totale Europese steun van 47,5 miljoen waren we trouwens de tweede belangrijkste bilaterale donor voor de verkiezingen.
Maar wat baat het, geld te steken in een bodemloos vat? Er is dringend nood aan visie, aan een masterplan voor ons buitenlandbeleid voor Congo, duurzaam én ingebed in een groter internationaal geheel. We hebben zoveel mogelijkheden, maar laten liever betijen, comfortabel in onze positie van klein radertje in het geheel van een internationale gemeenschap die vooral en met ‘stabiliteit’ als toverwoord, de eigen belangen veilig stelt.

De kindheksen van Kinshasa
In de hoofdstad, waar ruim 90% van de bevolking werkloos is, leven 50.000 kinderen op straat, verstoten door hun familie wegens 'hekserij' -een reden die wordt opgegeven voor alles wat misloopt.
Sinds de onafhankelijkheid in 1960 zijn corruptie, armoede en sociale problemen vooral in de steden enorm gegroeid. Steeds vaker verliest de Congolees de dagelijkse strijd om te overleven. Vroeger waren het alleen ouderen en weduwen die de schuld kregen van een tegenspoed: zij waren dan de heksen. Maar zo'n tien jaar geleden begon de perceptie van kinderen te veranderen. De oorlog bracht kindsoldaten voort. Kinderen werden een bedreiging en worden sindsdien gebruikt als zondebok. Gevolg: hekserij geeft arme en wanhopige ouders een excuus om kinderen het huis uit te gooien en zo te kunnen besparen.

Bedplassen, agressief zijn, rare ogen hebben of slaapwandelen: het volstaat om als heks te worden bestempeld. Het fenomeen is zo wijdverbreid dat in de nieuwe Congolese grondwet een clausule werd opgenomen dat kinderen niet van hekserij mogen worden beschuldigd. Maar dat blijkt weinig effect te hebben. Priesters van de duizenden Born Again-kerken (Les Eglises du Réveil) drijven tegen betaling de kwade geesten uit. En dat gebeurt meestal met flink wat geweld. Ze bewerken de kinderen met ijzeren staven, doven kaarsen op hun lichaam, dwingen hen schelpen in te slikken. Het ergste van al is dat de kinderen vaak in hun eigen hekserij geloven. Waarom zou hun bloedeigen moeder hen anders in de steek laten?

Als ze geluk hebben, komen de kinderen in een opvangcentrum terecht. Maatschappelijk werkers gaan 's nachts de straat op om meisjes die alleen rondlopen naar hier te brengen. Prostitutie is immers een groot probleem. Meestal verdienen de straatkinderen op die manier toch wat geld. De meisjes kunnen hier blijven totdat hun familie is teruggevonden. Dan gaan ze, als dat lukt, terug naar hun eigen omgeving. Als men daar tenminste weer niet een of andere drogreden vindt.

Ondertekening vredesakkoord februari 2013!
Congo is al 20 jaar het toneel van een brutale burgeroorlog met verkrachtingen, verminkingen en het gebruik van kindsoldaten. Steeds weer werd met beschuldigende vinger naar de buurlanden gewezen. Nu hebben elf landen uit de regio in Addis Abeba, de hoofdstad van Ethiopië, een akkoord voor vrede, veiligheid en samenwerking ondertekend. Een mijlpaal! Om echt tot stabiliteit te komen zal evenwel nog een langdurig proces worden.
In het akkoord verklaren Rwanda, Oeganda, Tanzania, Zuid-Soedan, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Zambia, Zuid-Afrika, Angola, Congo-Brazzaville, Burundi en de Democratische Republiek Congo zelf dat ze zich voortaan niet meer met conflicten in de buurlanden zullen bemoeien en geen rebellengroepen meer zullen steunen. Bovendien willen de betrokken staten zich samen met de internationale gemeenschap engageren om vrede en economische ontwikkeling in Congo en de hele regio vooruit te helpen. Verder werd overeengekomen dat de ondertekenaars elkaar tweemaal per jaar zullen ontmoeten om de vooruitgang te verifiëren en bijkomende maatregelen te bespreken.

M23, dat niet tot tot de ondertekenaars van het akkoord behoorde, werd opgericht door vroegere rebellen, voor een groot deel van tutsi-origine. Naar verluidt worden ze aangevoerd door de afvallige generaal Bosco Ntaganda, die door het Internationaal Strafhof wegens oorlogsmisdaden wordt gezocht. De onderhandelingen tussen M23 en de regering in de Oegandese hoofdstad Kampala zitten vast. Naar verluidt missen ze geloofwaardigheid en legitimiteit. De aanstelling van de speciale VN-gezant zou alvast een stap in de goede richting zijn, op voorwaarde dat deze beschikt over een stevig politiek profiel en een duidelijk mandaat om het nationale proces mee te begeleiden.
De naam M23 verwijst naar 23 maart 2009, toen een overeenkomst werd gesloten met de Congolese regering. Een paar honderd soldaten, die tot de Tutsi-etnie behoorden, waren in opstand gekomen tegen hun “slechte behandeling”.
De rebellen werden in 2009 in het leger geïntegreerd, maar scheurden zich uiteindelijk af, omdat de regering in Kinshasa zich niet hield aan gedane beloftes. De Congolese regering en de Verenigde Naties hebben de buurlanden Oeganda en Rwanda er herhaaldelijk van beschuldigd de rebellen te steunen. Beide landen hebben dat steeds ontkend.
De Verenigde Naties plannen ook al maanden om enkele duizenden bijkomende manschappen te sturen ter versterking van de VN-missie Monusco in Oost-Congo. De Monusco is met 22.000 blauwhelmen de grootste (en duurste) troepenmacht van de Verenigde Naties.

Vrouwelijke mensenrechtenactivisten in de Democratische Republiek Congo, en vooral in Oost-Congo, hebben dringend nood aan voldoende erkenning en ondersteuning, zowel op nationaal als op internationaal vlak.
In Oost-Congo woedt reeds twee decennia een conflict waarbij burgers te maken krijgen met misbruiken en schendingen van het internationaal humanitair recht: moorden, seksueel geweld, aanvallen, intimidaties en plunderingen.
Mensenrechtenorganisaties verlenen medische, juridische en psycho-sociale steun aan de slachtoffers van dit geweld, maar de activisten, zeker de vrouwen, krijgen hierdoor zelf met geweld en bedreigingen van o.m. rebellenbewegingen af te rekenen.

Op 26 november 2014 ontvangt dr. Denis Mukwege de Sacharovprijs van het Europees Parlement voor zijn strijd tegen seksueel geweld in Oost-Congo. Zowel de minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo als minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders, feliciteerden vandaag de Congolese dokter die een paar dagen geleden ook al de Solidariteitsprijs mocht ontvangen van het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis.
"Denis Mukwege heeft zich bijzonder verdienstelijk getoond in de strijd voor vrouwenrechten, een belangrijk aandachtspunt in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking", aldus Alexander De Croo. "De erkenning voor Dr. Mukwege is tegelijk een waardering voor al de mensen die zich inzetten voor het versterken van vrouwenrechten."
De Sacharovprijs voor vrijheid van denken wordt jaarlijks uitgereikt door het Europees Parlement. Hij werd gecreëerd om de collectieve of individuele personen te eren die proberen om de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te verdedigen.
Gynaecoloog Denis Mukwege richtte in 1998 tijdens de burgeroorlog het Panzi-ziekenhuis op in Bukavu (Zuid-Kivu) en verzorgde er sindsdien duizenden slachtoffers van seksueel geweld. De burgeroorlog is officieel dan wel voorbij, maar er zijn nog regelmatig conflicten in het oosten van de DRC die gepaard gaan met aanvallen tegen burgers en verkrachtingen.
Dr. Mukwege is ondertussen uitgegroeid tot 's werelds belangrijkste deskundige in het herstel van interne fysieke schade veroorzaakt door groepsverkrachting. Zijn inzet voor vrouwenrechten wordt evenwel niet door iedereen geapprecieerd. In 2012 ontsnapte hij nog aan een aanslag.
Dr. Mukwege ontving in 2011 al de Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk. Nog volgens de laureaat maakt het seksueel geweld deel uit van een internationaal gevecht om de bodemrijkdommen van Congo.

Christopher Ngoyi, een gerespecteerd mensenrechtenactivist in Congo, werd op 21 januari 2015 gearresteerd door agenten van de veiligheidsdienst. Christopher Ngoyi is president van de mensenrechtenorganisatie ‘Synergie Congo Culture et Développement'. Hij is tevens medeoprichter van ‘Sauvons le Congo’ een coalitie van begin 2014 die politieke partijen van de oppositie verzamelt en organisaties van de ‘société civile’, die zich allen verzetten tegen een derde ambtstermijn van president Kabila.
De context van de arrestatie doet geloven dat hij enkel gearresteerd werd omwille van zijn legitieme activiteiten als mensenrechtenactivist.
Op 24 februari verscheen hij voor een arrondissementrechtbank in Matete (Kinshasa) op beschuldiging van: het verspreiden van valse geruchten, aanzetten tot rassenhaat, aanzetten tot burgerlijke ongehoorzaamheid en uiteindelijk van diefstal met geweld en plundering. Zijn proces loopt nog.
Amnesty International beschouwt Christopher Ngoyi als een gewetensgevangene, gevangengezet omdat hij op een vreedzame manier opkomt voor mensenrechten.

Geen verkiezingen op 19 december 2016!
Op die dag -de laatste dag van het grondwettelijk legitieme mandaat van Joseph Kabila- moesten er normaal gesproken presidentsverkiezingen plaatsvinden, maar die werden uitgesteld tot begin 2018! Het is echter nog maar de vraag of oppositie en bevolking dit zomaar gaan laten passeren.
Joseph Kabila was nochtans veelbelovend begonnen door zich direct te ontdoen van de entourage van zijn vader, maar heeft zich stilaan ontpopt tot een al even grote machtswellusteling en dictator. En net als bij Mobutu is het democratiseringsproces eerst verwaterd en daarna zelfs verdampt. Het regime ontmantelt de staat om de macht te kunnen behouden, terwijl de lokale conflicten in het oosten weer opflakkeren. De gevolgen van de ontspoorde verkiezingen in Burundi maken dat geweld en chaos de grenzen kunnen overschrijden. In het slechtste geval is een nieuwe burgeroorlog in de maak...

Jongerenactivisten Gloria Senga en Musasa Tshibanda waren op vrijdagavond 16 december met nog een andere activist samengekomen in een restaurant in Kinshasa. Nadat het drietal uiteen was gegaan, werd niets meer van Gloria Senga en Musasa Tshibanda vernomen. Gloria en Musasa bleken op 16 december te zijn aangehouden en gedetineerd in Kamp Tshatshi, een militaire gevangenis in Kinshasa. Beide activisten werden op 26 december overgebracht naar de detentie-inrichting van de nationale inlichtingendienst.
Gloria Senga werd op 27 december vrijgelaten. Musasa Tshibanda wordt nog steeds incommunicado vastgehouden.
Beide activisten zijn lid van de jongerenbeweging LUCHA, die de laatste tijd actie voerde voor het aftreden van president Kabila. Zijn tweede en volgens de grondwet laatste ambtstermijn liep immers tot 19 december. Voorafgaand aan de betogingen en acties werden verschillende jongerenactivisten zonder enige aanleiding incommunicado aangehouden.
Volgens Amnesty International is Musasa Tshibanda een gewetensgevangene en moet hij daarom onmiddellijk en onvoorwaardelijk worden vrijgelaten.

'Rebellen' anno 2017
Het dodental van de interne oorlog nadert 3.000.000! Deze raming is gebaseerd op onderzoek in het oosten van Congo, dat door rebellen wordt bezet en waar de zwaarste strijd wordt uitgevochten. Als het door de regering in Kinshasa gedomineerde westen wordt meegerekend, ligt het aantal slachtoffers zelfs nog veel hoger. Een paar honderdduizend mensen zijn gesneuveld in de strijd tussen het regeringsleger, rivaliserende rebellengroepen en soldaten uit vijf andere Afrikaanse landen die in Congo actief zijn.
De meeste doden vielen en vallen door gebrek aan voedsel en door ziekten. De getroffenen kunnen door de oorlog (en een gebrek aan infrastructuur) niet worden bereikt.

Op 12 maart werden twee VN-medewerkers tijdens een missie in de provincie Kasaï ontvoerd. Het gaat om de Zweedse Zaida Catalán (37) en de Amerikaan Michael Sharpe (34). Later dook een video op waarin getoond werd hoe ze beiden brutaal vermoord worden. Volgens de Congolese regering was een antiregeringsmilitie verantwoordelijk. Inderdaad hadden rebellen in die regio hun strijd tegen de regeringstroepen opgedreven, met vele tientallen doden aan beide kanten.
In de video wandelen de twee experts met mannen die een rode hoofdband dragen. Wat later zitten ze op de grond en worden ze doodgeschoten. De vrouw wordt daarna nog onthoofd.
Volgens de regering waren de daders uiteraard niet hun soldaten, maar de terroristen van de Kamuina Nsapu-militie. De twee VN-experts zouden zich niet hebben gemeld bij de lokale autoriteiten en hadden zich willens en wetens begeven in een gevaarlijke zone. Hoe de video in de handen van de regering was beland, bleef onduidelijk. De beelden moeten zogezegd bewijzen dat de regering niets met de moorden te maken heeft.

De twee medewerkers kwamen in de diamantprovincie Kasaï onderzoek doen naar massamoorden die daar de afgelopen maanden hadden plaats gevonden. De slachtoffers werden achtergelaten in massagraven.
Alles begon in 2016. Jean Pierre Mpandi (1966) kwam terug uit Zuid-Afrika, waar hij als arts werkte, om zijn vader op te volgen als chef van de clan Bajila Kasanga. Een clan heeft veel weg van een koninkrijk, ook wat betreft de opvolging. Een chef is dus een koning. Nadat de clan een opvolger heeft aangewezen, formaliseert de politieke autoriteit de keuze van de clan via een officiële akte van erkening. De Bajila Kasanga, een clan bestaande uit diverse dorpen (stammen) van duizenden mensen, valt onder de administratieve en politieke macht van de gouverneur van de provincie Kasai Centrale, die op zijn beurt onder de nationale administratieve en politieke macht van de nationale regering in Kinshasa valt, zo’n duizend kilometer verderop. Er is dus een duidelijke, bijna heilige scheiding der machten tussen de politieke macht en de traditionele macht van zo’n chef.
Een clan is eigenlijk een staat binnen de staat. Congo, eigenlijk heel Afrika, bestaat uit twee machtsstructuren: de traditionele en de politieke structuur.
In de Mijnwet is bijvoorbeeld geregeld dat een bedrijf dat een mijn wil exploiteren, eerst naar het dorp moet gaan waar de mijn ligt om daar met de chef te onderhandelen. Pas nadat de chef zijn fiat heeft gegeven, kan het bedrijf officiële papieren regelen bij ministeries, de politieke macht. De chef kan weigeren mijnen in zijn gebied te verkopen wegens corruptie van de politieke macht of omdat de opbrengst niet toevalt aan zijn gebied en zijn mensen. De traditionele chef is per definitie apolitiek en geen lid van een partij. De belangen van zijn volk overstijgen politieke belangen.

Jean-Pierre Mpandi trok dus naar de gouverneur in Kananga. De gouverneur weigerde de akte van erkenning te verlenen tenzij de nieuwe chef, die de titel Kamuina Nsapu zou gaan dragen, lid werd van zijn partij, het Congrès national des alliés pour l’action au Congo (CAAC), een partij die om de haverklap bier geeft aan mensen om hen te laten te demonstreren voor president Kabila aan wie de gouverneur zijn positie te danken heeft.
Mpandi weigerde en keerde terug naar zijn dorp. Hij mobiliseerde zijn volk en riep hen op om de nationale regering niet langer te erkennen. Dit werd de druppel. Regeringsmilitairen kwamen uit Kananga en Kinshasa. Zij doodden hem en namen zijn lichaam met zich mee. Zijn volk -kinderen, jong en oud, marcherend, zingend met stokken in hand en een rode band om het hoofd - kwam in opstand. Ze vielen overheidsgebouwen aan en wilden het lichaam van hun chef terug. De regering plakte hun het label ‘militie’ op. De internationale NGO’s en media namen dat label over. Sindsdien is er sprake van de militie Kamuina Nsapu, maar in Congo zelf is de bevolking blij dat de mensen van Kamuina Nsapu zijn opgestaan. Op sociale media vind je overal berichten van gewone mensen uit andere gebieden zoals Lubumbashi en Kivu, die oproepen om het voorbeeld van de ‘leden’ van de Kamuina Nsapu over te nemen. Zij verdedigen hun rijkdommen en hun grond.
Overigens is Kananga het bolwerk van de oppositie die Kabila het leven zuur maakt door hem er telkens weer aan te herinneren dat zijn tweede en laatste termijn als president op 19 december 2016 afgelopen was en dat hij verkiezingen moet organiseren.

In totaal spreekt de Monusco, de grootste VN-macht ter wereld die al meer dan 15 jaar in Congo gelegerd is en die jaarlijks 1,4 miljard dollar kost, van 600 doden, 23 massagraven en twee miljoen mensen die op de vlucht zijn.

België en Congo hebben al meer dan 130 jaar een band met elkaar!
In die periode werden de relaties door een hoop figuren bepaald, soms door verschillende personen uit dezelfde familie.

Leopold II
Wanneer Leopold II in 1876 de Geografische Conferentie in Brussel belegt, denkt hij aan een groot project waarmee hij iemand kan worden op het wereldtoneel. Leopold wil uitstijgen boven het imago van België van 'Petit pays, Petit esprit'. Bovendien wil hij zichzelf met Congo Vrijstaat (1885) financieel verrijken. Hij heeft er zijn persoonlijk domein en reikt concessies uit aan privébedrijven. Zo verdient hij geld, voor eigen rekening en als aandeelhouder van de concessiemaatschappijen. Hij financiert zijn activiteiten weliswaar met eigen kapitaal, maar niettemin blijken de uitgaven voor expedities, infrastructuur en administratie zwaarder dan de winsten die hij de eerste jaren (1885-1895) maakt. Daarom ontvangt hij van de Belgische regering tot twee keer toe een renteloze lening. In 1906 keert de situatie, wanneer de Generale Maatschappij, een bedrijvengroep van het Belgische grootkapitaal met ook de vorst als aandeelhouder, in de vrijstaat investeert.
In november 1908 wordt het lucratieve Congo, zwaar tegen Leopolds zin, een Belgische kolonie. Dat gebeurt zowel onder druk van de binnenlandse oppositie als van de internationale opinie tegen zijn beleid.

Boudewijn
De regering is aanvankelijk niet echt met de kolonie bezig. Belgisch Congo is een zaak van het ministerie van Koloniën -vlak naast het koninklijk paleis- maar vooral van de Kerk en van een aantal grote bedrijven, waaronder de Generale Maatschappij. Zo heeft ook het hof nog een vinger in de pap. Leopolds imago is intussen opgepoetst dankzij een stevige propagandamachine onder de Belgische elite. De vorst wordt gezien als een geniaal visionair die beschaving heeft gebracht. Dat beeld zal verder blijven bestaan. Legendarisch is het bezoek van Boudewijn aan Leopoldville (Kinshasa) in 1955. De piepjonge vorst wordt in eigen land niet door iedereen echt serieus genomen. In Congo wacht hem echter een uitbundige ontvangst. De Congolezen noemen hem Bwana Kitoko (Mooie heer) en er wordt over hem in de pers gepraat. De Belgen zien plots wie hun nieuwe koning is. Of hoe de geschiedenis zich herhaalt: dankzij Congo zet de Belgische vorst zichzelf op de kaart.
Boudewijn staat open voor Congolese onafhankelijkheid, maar ziet die niet als een definitieve scheiding, wel als het begin van een soort Belgisch gemenebest. Die droom moet hij op 30 juni 1960, de dag van Congo's onafhankelijkheid, definitief opbergen.
Maar Boudewijn kan Congo moeilijk loslaten. Wanneer de rijke mijnprovincie Katanga zich wil afscheiden (1960), steunt hij bewust de secessionisten en het Belgische grootkapitaal -tegen de democratisch verkozen regering-Lumumba in.
Ook tijdens het Mobutu-tijdperk (1965-1997) houdt Boudewijn zich niet afzijdig. Hij is persoonlijk bevriend met Mobutu. Maar naarmate de economische belangen van België afnemen en Zaïre (nieuwe naam voor Congo) een sociaal-econmische puimhoop blijkt, neemt de vorst afstand. Tijdens zijn laatste Congoreis, voor de viering van 25 jaar onafhankelijkheid (1985), spreekt Boudewijn voor de verzamelde pers over het belang van de mensenrechten: hij gaat niet meer mee in Mobutu's verhaal. Daarmee komt een einde aan de prominente rol van het hof in de Belgisch-Congolese relaties. De tijd van Bwana Kitoko is voorbij.

Herman De Croo
Tijdens het Mobutu-tijdperk stellen zowel België als Congo zich meermaals de vraag of ze geprivilegieerde dan wel zogenaamd normale relaties met elkaar moeten onderhouden. De twee hadden elkaar zeker nodig: Congo beschikte over rijkdommen en België vormde de verbinding met westerse instellingen, zoals het IMF en de Wereldbank. Typisch is dat die relaties eerder werden gevormd door persoonlijke contacten dan door een beleid van staat tot staat.
Herman De Croo maakte die periode mee van op de eerste rij. Als minister, als volksvertegenwoordiger, maar vooral als geboren netwerker. Zijn uitgangspunt is daarbij liberaal.
Zo'n werkwijze via persoonlijke contacten leidde onvermijdelijk tot geruchten over privé-belangen -maar er kwamen nooit bewijzen.
Wanneer in 1990 echter blijkt dat Mobutu niet wil democratiseren, houdt Herman De Croo het voor bekeken. Zeven jaar lang -tot de val van de dictator- komt hij niet meer in Congo. Wel blijft hij zijn contacten onderhouden en bouwde hij rond Centraal-Afrika een kennisnetwerk uit (ECA-CREAC). Hij gelooft nog steeds dat er tussen beide landen een brug kan bestaan.

Laurent Désiré Kabila
Kabila wordt in mei 1997 enthousiast in Kinshasa onthaald en krijgt van zijn Afrikaanse partners (o.m. Oeganda, Rwanda, Angola en Zimbabwe) prompt het presidentschap. Voor hem zitten niet de westerlingen, maar zijn Afrikaanse collega's op de eerste rij.
Door zijn verleden staat Kabila wantrouwig tegenover de Belgen. Begin jaren zestig streed hij met de pro-Lumumbistische Balubakat tegen de Belgen, die de Katangese secessie steunden. Vijf jaar later komt hij hen opnieuw tegen, wanneer hij met de communistische Simbarebellen tegen het Mobutu-regime vecht. Tegelijk herinnert Kabila zich ook het koloniale tijdperk, waarin het land naar behoren werkte.
Niet veel later kampt Congo met een (tweede) burgeroorlog. Zeven Afrikaanse landen (RDC), Rwanda, Burundi, Zimbabwe, Angola, Namibië en Oeganda) strijden in Congo om macht en rijkdom.
Kabila krijgt weinig krediet. Misschien had hij ook nooit het land in goede banen kunnen leiden. Hij had in ieder geval een belangrijke psychologisch verdienste: hij schudde de Congolezen wakker en maakte hen duidelijk dat Congo niet van het Westen hoeft af te hangen.

Louis Michel
In juli 1999 wordt Michel Minister van Buitenlandse Zaken in de regering-Verhofstad 1. Hij wilde België inzake Afrika op de kaart zetten en is daar altijd proactief mee bezig geweest.
Twee dagen voor Michels aantreden op 16 juli 1999 wordt in Lusaka een staakt-het-vuren ondertekend. Michel ziet zichzelf als een bemiddelaar.
Nog geen week na de eedaflegging van Joseph Kabila op 26 januari 2001 wordt le Petit, zoals de Congolezen Kabila junior noemen, met grote honneurs in België ontvangen. Peetvader Michel spaart moeite noch tijd om iedereen, zowel hier als overal in Europa, ervan te overtuigen weer in Congo te investeren.
Zijn grootste bekommernis is evenwel vrede. In november 2001 trekt hij aan het hoofd van een trojka (met de VS en Frankrijk) naar de Regio van de Grote Meren om een inter-Congolese dialoog op gang te brengen en twee maanden later leidt hij een vergadering met een groot deel van de Congolese oppositie. Die onderhandelingen leidden dan weer tot de akkoorden van Sun City (februari 2002) en Pretoria (december 2002).
Einde 2002 lijkt het met Congo de goede kant op te gaan. Er wordt een overgangsregering geïnstalleerd die een nieuwe grondwet moet ontwerpen, het leger weer zal opbouwen en binnen de drie jaar nationale verkiezingen moet houden. Op alle vlakken worden nieuwe samenwerkingen aangegaan, die volgens Michel bijdragen tot het respect voor de mensenrechten en de rechtsstaat. De focus op zakelijke belangen lijkt naar de achtergrond te verdwijnen.
Toch komt Michel begin jaren 2000 even in woelige wateren. Georges Forrest, baas van de in Congo actieve Forrestgroep en toenmalig voorzitter van het Congelese staatsbedrijf Gécamines, duikt op in een aantal compromitterende dossiers (Commissie Grote Meren, Telexgate, betwiste dekking door de Belgische Delcrederedienst). Het lijkt of hij mede dankzij Louis Michel ontkomt aan zijn verantwoordelijkheid, maar die laatste ontkent elke betrokkenheid. Intussen zetten de Belgen zich zwaar in voor de democratische stembusgang van 2006.
Vanuit eigen land stoot de regering-Verhofstadt 2 aan de kar. Op Europees niveau doet Louis Michel, intussen Europees Commissaris voor Ontwikkeling en Humanitaire Hulp, zijn duit in het zakje. De totale kosten van de verkiezingen bedragen 360 miljoen euro en meer dan de helft wordt door Europa betaald.

Joseph Kabila
Na twee spannende ronden komt Joseph Kabila als overwinnaar uit de bus. Op zijn eedaflegging op 6 december 2006 is een groot aantal Afrikaanse naties aanwezig. Ook Guy Verhofstadt is op het appel, met in zijn zog een uitgebreide ministeriële delegatie.
België wil Joseph Kabila alle kansen geven. Verhofstadt kondigt aan dat het budget van ontwikkelingssamenwerking wordt verhoogd en dat er een substantiële schuldkwijtschelding wordt overwogen. Ons land zal ook ijveren voor langere aanwezigheid van de VN-vredesmacht MONUC, want in Oost-Congo blijft het onrustig.
Een halfjaar later is de euforie voorbij. Wanneer Minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht tijdens een bezoek aan Congo op 21 april 2008 wijst op de inspanningen van België en onder meer kritiek heeft op de repressie, het seksuele geweld en de persoonlijke verrijking hier en daar, maakt Kaliba duidelijk dat België hem de les niet moet komen lezen. Rond dezelfde tijd klinken China en Congo op Sicomines, een nieuwe joint venture, een miljardenakkoord. China legt intussen ook volop wegen aan. Niets verhindert België om hetzelfde te doen, oordeelt Kabila, maar dan op een ‘volwassen’ manier en niet in een relatie van ‘meester-slaaf’.
Eind 2007 geeft Louis Michel, intussen Europees Commissaris voor Ontwikkeling en Humanitaire Hulp, een interview aan De Tijd, waarin hij pleit voor een ’andere’ relatie met Afrika, meer onder de vorm van een echt partnerschap. Het lijkt wel of Michel Kabila van antwoord dient. Tegelijk geeft hij hem ook respijt: ‘Europa kon Kabila en de Congolezen na die geslaagde verkiezingen geen extra hulp geven. Daarom heeft die zich tot China gewend’.
Van welke kant de hulp ook komt, de democratie raakt niet van de grond in Congo. Berichten over omkoperij, politieke spelletjes en mensenrechtenschendingen volgen elkaar op. In 2011 begint Kabila na een bedenkelijk kiesproces aan een tweede ambtstermijn. Op de eedaflegging dit keer geen ruime Belgische delegatie, enkel ambassadeur Dominique Struye de Swielande. In Kinsjasa patrouilleren tanks van de Republikeinse Garde.

Alexander De Croo
Dat hij bezorgd is over de willekeurige arrestaties. Dat hij geen genoegen neemt met een status-quo. En dat de president zich aan de grondwet moet houden. Dat is de boodschap van Alexander De Croo, minister van Ontwikkelingsamenwerking in de regering Michel, aan Joseph Kabila, wanneer in 2015 blijkt dat die aast op een derde, onwettige ambtstermijn. Hoewel de Belgische diplomatie zich almaar meer aansluit bij de Europese visie, zet De Croo op ontwikkelingsamenwerking graag de puntjes op de i. Respect voor mensenrechten en goed bestuur komen op de eerste plaats om te kunnen samenwerken. De grote vraag is of die hardere aanpak werkt. Hoe de relaties tussen België en de Democratische Republiek Congo verder zullen evolueren, weet niemand precies. Maar ze kruisen vast nog het pad van enkele families die zo, elk op hun manier, mee richting zullen geven aan de Belgisch-Congolese situatie.

Kasaï
In Congo blijft naast de macht van de staat en de kerk ook een tribale, traditionele macht bestaan. Die laatste staat vaak in een moeilijke verhouding tot de staatsmacht, waardoor soms grote verwarring bestaat over de grondeigendomsrechten.
De staatsmacht streeft ernaar de tribale macht te controleren of aan haar kant te krijgen. Zo bepaalt een recente wet (25 augustus 2015) dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken stamhoofden moet erkennen, waarna die erkende leiders een soort salaris ontvangen. Dat is uiteraard een manier om een zekere greep op die stamhoofden te krijgen. En daar begonnen in Kasaï de problemen: Jean-Prince Mpandi was door zijn voorganger aangewezen als de zesde Kamwina Nsapu, het stamhoofd van een deel van het territorium van Dibaya, in de huidige provincie van Midden-Kasaï. Maar Kinshasa en de Minister van Binnenlandse Zaken, Evariste Boshab, ook uit Kasaï afkomstig, benoemde liever politieke vrienden tot stamhoofd, waardoor er soms overlappingen ontstonden, of zelfs nieuwe tribale entiteiten.
De traditionele chefs geven de mensen inderdaad een deel van hun identiteit. Op veel plaatsen worden ze meer gerespecteerd dan regeringsleiders. Dat de aangewezen opvolger door Kinshasa niet werd aanvaard, werd ervaren als een belediging van het volk, een gebrek aan respect voor de eigen cultuur.
Jean-Prince Mpandi was een ietwat verwarrende figuur die vaak in Zuid-Afrika verbleef en een onduidelijk geneeskundig diploma beweerde te hebben, maar die wel zelfbewust was. Hij wilde zich niet zomaar aan de kant laten zetten door Kinshasa, dat hem niet erkende. Hij hield toespraken waarin hij het regime bekritiseerde en die sloegen aan bij de bevolking van deze verpauperde provincie, vooral dan bij jongeren.

Na geruchten dat Mpandi een gewapende opstand voorbereidde, deden de ordediensten op 3 april 2016 een brutale inval in de woonplaats van de Kamwina, die zelf op dat ogenblik in Zuid-Afrika verbleef. Zijn traditionele machtsobjecten -fetisjen- werden ontheiligd, en zijn vrouw en andere familieleden hardhandig aangepakt. Dat bleek de vonk die de regio in brand zou steken.
In het stamgebied van zo’n zestig dorpen slaagde de Kamwina Nsapu erin de dorpshoofden, jongeren én ouderen, warm te maken voor zijn visie: hun regio desnoods met hun eigen bloed verdedigen en zich wreken op de ordetroepen die zijn residentie hadden doorzocht. In de afgelegen dorpen, waar de staat niet erg veel voorstelt, is het woord van de chef van het land vaak heilig en mobiliserend. Voeg daarbij een zwak bestuur dat zelfs in een grote stad als Kananga amper voor elektriciteit en stromend water kon zorgen, en je begrijpt waarom de Kamwina Nsapu erin slaagde honderden jongeren te overtuigen.
De jongeren trokken ten strijde op een eerder onbeholpen manier, aanvankelijk tegen de symbolen van de gehate staat, zoals de politie, het leger en de inlichtingendienst, maar naarmate de opstand ontaardde, werden ook onschuldige burgers het slachtoffer.
De reactie van het leger, op 12 augustus 2016, met naar verluidt heel wat Rwandeens sprekende brigades, was keihard, met plunderingen, verkrachtingen, geweld tegen burgers en talloze moordpartijen.
Tijdens die militaire operatie werd ook de Kamwina Nsapu gedood. Verhalen dat hij gemarteld en mishandeld werd deden de ronde. De man werd bovendien een dag later begraven in Kananga, zonder de vereiste traditionele rituelen. Het maakte van hem een martelaar en deed de strijd nog heviger oplaaien.
Door de guerrillatechniek en het volgen van verschillende rituelen ontstond grote angst bij het leger en de politie. De gevechten werden alleszins heviger en gewelddadiger. De rebellie en de reactie erop van de overheid hadden zware gevolgen. De bisschoppen brachten in hun schrijven van 23 juni 2017 voor de eerste keer een gedetailleerd overzicht: 3383 doden, 30 massagraven, meer dan een miljoen ontheemden, 20 totaal vernielde dorpen, 31 geplunderde gezondheidscentra, 60 aangevallen en gesloten parochies, 141 beschadigde en gesloten scholen, 3698 vernietigde privéwoningen.
Het conflict was zo zwaar dat de hele regio erdoor gedestabiliseerd werd. Er zijn nog steeds verzetshaarden die maar niet onder de controle van het leger komen. De volgelingen van de Kamwina Nasapu zouden zich in een smalle strook ten Zuidenoosten van Mukaya en Lubi bevinden, waar ze omsingeld zijn door het leger. En ondertussen heeft ook de economie zwaar geleden onder het conflict. De humanitaire situatie is ronduit zorgwekkend. President Kabila riep tijdens zijn bezoek aan Kasaï op tot verzoening. Echter, verzoening is niet mogelijk zonder rechtvaardigheid. In ieder geval is het algemene politieke klimaat erg gespannen en wordt de pers gekortwiekt.

Prince Mbuyi Malene, lid van het Internationaal Centrum voor Ontwikkeling en Mensenrechten, signaleert dat er in Katanga spanningen zijn tussen de internationale ngo’s en de provinciale autoriteiten. De Verenigde Naties en de ngo’s nemen de humanitaire hulp voor hun rekening (voedsel, dekens, enz.), terwijl de Congolese autoriteiten dat eigenlijk zouden willen doen, maar daar zelf de middelen niet toe hebben. Zo blijven vluchtingen sterven in de opvangkampen omdat de omstandigheden er zo slecht zijn. Dat zal er niet op verbeteren als de Congolese regering en de internationale organisaties hun interventies niet op elkaar afstemmen.
Kinderen en jongeren zijn nauw betrokken bij het conflict, onder meer omdat de milities van de Kamwina Nsapu veel minderjarigen in hun gelederen hadden. UNICEF gaat ervan uit dat er 2000 minderjarigen gerekruteerd werden. Minstens 300 kinderen zijn ernstig gewond geraakt en meer dan 4000 kinderen werden gescheiden van hun familie.

Bedrijven doen te weinig tegen kinderarbeid bij kobaltwinning!
Grote electronicabedrijven en producenten van electrische auto's doen niet genoeg om te vermijden dat de kobalt in hun batterijen afkomstig is uit mijnen in de Democratische Republiek Congo.
In die kobaltmijnen komt nog veel kinderarbeid voor. Dat is onrustwekkend, want zowat de helft van de wereldproductie van kobalt komt uit de DRC. Geschat wordt dat 20 % daarvan uit omstreden “artisanale” mijnen gehaald wordt en aan lokale tussenhandelaars verkocht wordt.
De omstandigheden in die mijnen zijn vreselijk: volwassenen en zelfs kinderen werken er in mensonterende en erg ongezonde omstandigheden, soms tot 12 uur per dag.

Presidents- en parlementsverkiezingen december 2018
Bij gevechten tussen rivaliserende etnische groepen in het noordwesten van Congo, in aanloop tot de verkiezingen, kwamen meer dan honderd mensen om volgens mensenrechtenactivisten.
De doorgaans rustige provincie Mai-Ndombe werd getroffen door de gewelddadigste gevechten in jaren tijd.
De gevechten tussen Batende en Banunu braken uit na een dispuut over de begraafplaats van een lokale leider van de Banunu. Duizenden mensen op de vlucht hebben de Congorivier overgestoken naar het naburige Congo-Brazzaville.
Volgens een andere activist die met Reuters sprak, liggen de verkiezingen wel degelijk aan de basis van de gewelduitbarsting. De Batende zouden de regeringscoalitie van president Joseph Kabila steunen, terwijl de Banunu zich schaarden achter kandidaten van de oppositie.

De langverwachte verkiezingen werden uiteindelijk met een week uitgesteld, tot zondag 30 december. Als reden voor het uitstel werd de brand van de week ervoor in een opslagplaats van de commissie in Kinshasa opgegeven: daarbij werden 80% van de stemcomputers vernield. Men verwees ook naar de vertraging bij de verspreiding van de stembiljetten. Met twee jaar vertraging kunnen de Congolezen naar de stembus trekken om een opvolger te kiezen voor president Joseph Kabila. Die leidt het land al sinds 2001. Zijn tweede en volgens de grondwet laatste termijn liep al eind 2016 af. De Congolezen kiezen niet alleen een nieuwe president, maar ook een nieuw nationaal parlement en nieuwe provincieraden. De nieuwe president zou op 18 januari de eed (moeten) afleggen.

Bij geweld in de marge van de campagne vielen, doorheen het hele land, zeker tien doden. In een stembureau in de provincie Zuid-Kivu vielen op de dag zelf nog eens vier doden.
Het was alleszins een moeizame stembusgang. Vanuit verschillende steden kwamen via de sociale media berichten over problemen met de kiezerslijsten waarop de geregistreerde kiezers hun naam moeten vinden, en met de batterijen van de stemcomputers die op verschillende plaatsen al vlug leeg waren.
Los daarvan waren er ook geruchten over intimidatie van kiezers of waarnemers door het leger, en over omkoping.
De presidentsverkiezingen eisten zoveel aandacht op, omdat die voor het eerst sinds de onafhankelijkheid van België in 1960 tot een democratische machtswissel moesten leiden. De partij van uittredend president Joseph Kabila duidde Emmanuel Ramazani Shadary aan als haar kandidaat, en die zal het moeten opnemen tegen een twintigtal andere kandidaten.
De belangrijksten zijn Martin Fayulu, die gesteund wordt door de zwaargewichten Moïse Katumbi en oud-vicepresident Jean-Pierre Bemba, en de gezamenlijke kandidatuur van Felix Tshisekedi en Vital Kamerhe. Die eerste, zoon van de begin 2017 in Brussel overleden oppositieleider Etienne, is kandidaat-president, de tweede is kandidaat-premier.
Volgens de onafhankelijke kiescommissie Céni hebben zowat 40 miljoen Congolezen zich als kiezer geregistreerd. Zij kunnen echter niet allemaal zondag al gaan stemmen: ruim 1 miljoen kiezers uit de oostelijke steden Beni en Butembo en de westelijke stad Yumbi moeten nog tot maart wachten, door onveiligheid en een ebola-epidemie in die streken. Waarnemers zien er echter een manoeuvre van Kinshasa in om de populaire oppositiekandidaat Fayulu de pas af te snijden.
Europese en Amerikaanse waarnemers waren geweigerd door de autoriteiten, met het argument dat Congo een soeverein land is en dus geen pottenkijkers nodig heeft. Afrikaanse landen hadden wel een paar honderd waarnemers gestuurd.

Ebola
Op 1 augustus 2018 verklaarde de DRC officieel de uitbraak van ebola in de provincie Noord-Kivu. Een jaar later slagen nationale en internationale actoren, waaronder ook Artsen zonder Grenzen, er niet in om de epidemie in te dijken. Deze is ondertussen uitgegroeid tot de tweede grootste ooit ter wereld.
De huidige epidemie is veel erger dan die van begin mei 2018 in de Evenaarsprovincie. AZG reageerde toen direct, samen met het Ministerie van Volksgezondheid. Na 3 maanden was de uitbraak onder controle, van de 38 bevestigde patiënten overleden er uiteindelijk 14.
Bij de huidige epidemie werd er eveneens onmiddellijk gereageerd en was er na twee weken een volledig functionerend ebolacentrum opgericht. Maar een jaar later waren er al meer dan 2600 mensen die besmet waren, en 1700 sterfgevallen. Bovendien lijkt de epidemie nog lang niet uitgewoed. Met vooral twee grote oorzaken: een al 25 jaar durend conflict en een gebrek aan vertrouwen vanwege de bevolking.

In het dichtbevolkte Noord-Kivu staan ruim 7 miljoen mensen regelmatig bloot aan geweld, veroorzaakt door meer dan 100 gewapende groeperingen. Hierdoor worden ze ernstig beperkt in hun toegang tot medisch zorgverlening. Uit angst voor wat er kan gebeuren in de conflictzones durven velen zich nauwelijks te verplaatsen in geval van nood. Anderzijds wordt door het geweld ook het verlenen van hulp heel moeilijk, zoniet onmogelijk, gemaakt.

Vaak ontstaan er geruchten die veel schade berokkenen. Men gaat dan denken dat in de centra patiënten gedood worden voor hun organen en bloed. Of men gelooft dat er hekserij in het spel zit. Of dat de 'zogenaamde' uitbraak maar een politiek geïnspireerd fabeltje is om de verkiezingen te kunnen uitstellen. Bovendien komt een interventie van de helpers vaak onmenselijk over: patiënten worden geïsoleerd, doden worden onmiddellijk begraven, vele goedbedoelde maatregelen zien er bedreigend uit en vooral niet echt nodig. Allemaal factoren die versterkt worden door het algemene wantrouwen van de bevolking in hun overheid. Het kwam tot een kookpunt toen twee centra werden aangevallen en in brand gestoken.

Félix Tshisekedi
In december 2016 had Joseph Kabila er twee termijnen opzitten. Grondwettelijk gezien zou hij geen derde termijn kunnen aanvatten. De presidentsverkiezingen, gepland voor november 2016, werden uitgesteld tot april 2018 en later tot uiteindelijk 30 december 2018. Volgens waarnemers van de katholieke kerk, hierin bevestigd door gegevens van de Financial Times, was Martin Fayulu de duidelijke winnaar, de officiële kiescommissie Félix Tshisekedi uitriep tot winnaar.

Laat vreedzame activisten vrij!
De activisten Claude Lwaboshi Buhazi (32), Faustin Ombeni Tulinabo (26) en Serge Mikindo Waso (33), leden van burgerbeweging Jicho La Raiya (Het Oog van het Volk) werden op 18 februari 2021 gearresteerd in Kirotshe, in de provincie Noord-Kivu.
De drie activisten zouden deelnemen aan een vreedzaam protest tegen een 'onwettelijke wegentaks' en vermoedens van wanbeheer in de gezondheidszorg in Kirotshe. Ze werden beschuldigd van laster en eerroof en opgesloten in de plaatselijke politiepost. Op 2 maart werden ze overgebracht naar de centrale gevangenis van Goma.
Door de staat van beleg in Noord-Kivu werd hun zaak naar een militaire rechtbank doorgezonden. Hun verzoek tot vrijlating werd verworpen door een militaire magistraat in Goma.
De drie zitten al 9 maanden vast, enkel en alleen omwille van het vreedzaam uitoefenen van hun recht op vrije meningsuiting en hun recht om te demonstreren.

"Als ik wil, verander ik morgen van identiteit!"
De Congolese overheidsadministratie moet sneller en correcter officiële documenten afleveren, vindt president Félix Tshisekeredi. Maar er is nog een lange weg te gaan, zo bewijzen de ervaringen van gewone Congolezen telkens weer. Zonder centrale databank en organisatie blijft het aanvragen van identiteitspapieren vaak een kwestie van geld op tafel te leggen.
Een dynamisch openbaar bestuur is noodzakelijk voor een sterker staatsgezag en voor de ontwikkeling van het land. En de kwaliteit van zo'n openbaar bestuur moet ook blijken uit het feit dat officiële documenten correct en snel worden afgeleverd.
Maar in de Democratische Republiek Congo is dat niet zo. Paspoorten, schoolattesten, rijbewijzen, eigendomsbewijzen en anderen documenten worden vaak pas na maanden of zelfs jaren verstrekt. Identiteitskaarten bestaan niet meer sinds de val van het Mobuturegime, een kwarteeuw geleden.
De identiteitskaarten uit de tijd van Mobutu, de "cartes d'identité pour citoyen", waren van bedenkelijke kwaliteit. Je kon ze makkelijk vervalsen door de naam of het adres te vervangen. Ze werden lokaal vervaardigd, zonder de minste centrale organisatie. Daarna kwamen de kieskaarten, de "cartes électorales", die een soort vervanging van identiteitskaarten werden. Maar ook andere documenten werden soms als identiteitskaart gebruikt, zoals bijv. een rijbewijs.
Ondertussen werd men het gewoon om zonder papieren te leven. Op die manier is er omzeggens geen enkele instantie die kan checken of je inderdaad de persoon bent die je claimt te zijn. Als iemand dat zou willen, verandert hij of zij zomaar van identiteit! Je hoeft alleen maar een paspoort aan te vragen op de naam die je wil gebruiken. En je kan zelfs verschillende paspoorten aanvragen, telkens onder een andere naam.
Zo wordt een kieskaart soms oneigenlijk gebruikt. In de aanloop naar de verkiezingen van 2011 had iemand van 15 jaar zich laten registreren als kiezer, ook al moest je achttien zijn om te stemmen. Haar moeder ambieerde namelijk een zetel in het parlement en elke stem telde. Op de dag van de verkiezingen ging die persoon in de rij staan aan het kiesbureau, zonder enig probleem, stemde en vervoegde vervolgens de rij aan een ander kiesbureau om opnieuw te stemmen.
En door een andere geboorte- of woonplaats in te vullen, krijg je ineens ook gemakkelijker doortocht naar sommige regio's, ook voorbij de landsgrenzen. Zo konden de laatste twee decennia heel wat mensen uit de buurlanden gecongoliseerd worden.
Tijdig de correcte documenten te pakken krijgen is ook voor Congolezen die in België wonen een huzarenstukje. Die documenten moeten immers geldig verklaard worden op de Congolese ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken, en uiteindelijk door de Belgische ambassade. Maar bij elke stap moet je smeergeld toeschuiven, of het proces sleept maanden aan, terwijl de documenten maar zes maanden geldig zijn.
Vaagheid is er in Congo niet alleen over identiteitsdocumenten, maar ook over elk ander soort documenten, zoals eigendomsbewijzen, en die onduidelijkheid creëert natuurlijk veel conflicten. Wie welk stuk land of welke onderneming bezit, staat niet glashelder geregistreerd. Dat draagt bij tot de instabiliteit en de bestaansonzekerheid, en tot een context waarin geruchten en samenzweringstheorieën welig tieren.

Mazelen!
De grootste mazelenuitbraak ooit teistert de Democratische Republiek Congo al sinds midden 2018 en in juni 2019 riep de Congolese regering ze uit tot nationale epidemie. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie liepen in 2019 meer dan 310.000 Congolezen een mazelenbesmetting op, meer dan 6.000 mensen stierven aan de ziekte. Artsen Zonder Grenzen ondersteunt in 16 provincies lokale activiteiten voor epidemiologisch toezicht, grootschalige vaccinatiecampagnes en de behandeling van ernstige mazelenslachtoffers: in Noord- en Zuid-Kivu, Bas-Uélé, Kasai, Kasai Central, Kwilu, Mai-Ndombe, Zuid-Ubangi, Tshopo, Tshuapa, Ituri, Kongo Central en in de vier provincies van het vroegere Katanga. De teams hebben meer dan 679.500 kinderen gevaccineerd en ongeveer 48.000 kinderen in hun centra behandeld.
Mazelen is een ziekte die door vaccinatie voorkomen kan worden, maar omdat niet in alle gezondheidszones routinevaccinaties worden voorzien en de extra campagnes pas laat op gang kwamen, kon deze mazelenuitbraak zo’n grote omvang aannemen. In Congo zijn maar weinig mensen tegen mazelen beschermd omdat er een gebrek is aan zowel vaccins als vaccinatoren en omdat de toegang tot gezondheidsvoorzieningen beperkt is. Bovendien zijn er nog de vele logistieke problemen, bijvoorbeeld transport. De uitbraak viel ook samen met de ebola-epidemie en dat maakte het nog moeilijker om op de mazelenuitbraak te reageren.

LUCHA
In de maanden april en september 2022 werden de Congolese LUCHA-activisten King Mwamisyo en Elias Bizimungu opgepakt. LUCHA (Lutte pour le changement) is een burgerbeweging die strijdt voor mensenrechten. De arrestatie van King en Elias vond plaats nadat ze kritiek uitten op de politie en het leger, die de bevolking niet beschermen en mensenrechtenschendingen plegen.
Begin juni is Elias Bizimungu vrijgelaten. Het Hof van Goma oordeelde dat de aanklachten tegen hem ongegrond waren en beval zijn onmiddellijke vrijlating. Maar King kreeg eerder al 5 jaar cel en mag daarna 5 jaar lang niet stemmen.
En dus blijft King achter in een overbevolkte gevangenis zonder bedden, drinkwater, elektriciteit, medische zorg of voldoende eten.

Rebuild Women's Hope
Rebuild Women's Hope (RWH) is een koffiecoöperatie op het eiland Idjwi in het Kivumeer, opgericht in 2013 en partner van Oxfam sinds 2022. Deze vereniging bestaat voor ruim 70% uit vrouwen en meisjes en zet heel sterk in op de verbetering van de positie van vrouwen.
Het Kivumeer ligt op 1460 meter hoogte en wordt geflankeerd door steile hellingen. Het is precies deze hoogteligging die zorgt voor hoogwaardige koffie zoals bij partner Muungano en Sopacdi. het eiland idjwi
De hele regio kent jammer genoeg een turbulente en onstabiele politieke situatie waardoor de productie en het vervoer van de kwalitatieve koffie moeilijk loopt. Hierdoor werd de koffie jarenlang gewoon gesmokkeld naar het vlakbij gelegen Rwanda tegen zeer slechte condities. Vrouwen in het bijzonder voelen hiervan de gevolgen.
Tijdens een bezoek aan een studievriendin op Idjwi constateerde Marceline Budza hoe hard de vrouwen moesten werken in de koffiesector, en hoe weinig inkomen ze daarvoor kregen voor zichzelf en hun kinderen. Ze wou dit omkeren, ten eerste door vrouwen beter te organiseren en meer bewust te maken van die situatie, en anderzijds door te werken aan een hogere meerwaarde van de geteelde koffie. Hiervoor voltooide ze eerst een universitaire opleiding in landbouwkunde.
De Kivustreek is geografisch uitmuntend gelegen voor de teelt van eersteklas arabicakoffie. Maar door omstandigheden zoals een uitgeputte bodem bleef de kwaliteit pover. Daarenboven staan de vrouwen dan wel in voor de pluk, maar zijn het nog vaak de mannen die met de spreekwoordelijke vruchten gaan lopen: door de structurele ongelijkheid hebben vrouwen weinig tot geen financiële rechten. De verkoop is daarom grotendeels een mannenzaak. Het geld uit die verkoop wordt helaas niet altijd aangewend voor het algemene nut van het gezin.
Voorlopig produceert de coöperatie nog op kleine schaal, maar de leden zijn alvast ambitieus! Ze willen graag snel opschalen en hebben de vorige 2 jaren 2 extra wasstations aangelegd. Waar ze voordien ‘conventionele’ (geen fair trade, noch bio) arabica koffie verkochten, zijn ze sinds 2022 bio-gecertificeerd.
Naast een eigen materniteits- en pediatriekliniek investeert RWH sterk in drinkbaar water en toiletten aan de wasstations, in vormingen rond landbouwtechnieken, brood bakken, zeep maken, naaien en zoveel meer. Bovenal wordt vrouwelijk empowerment gepromoot, o.a. door workshops rond vrouwenrechten.
Sinds het prille begin werd ingezet op agro-ecologische teelttechnieken. Deze klimaatvriendelijke manier van landbouw steunt op 3 pijlers. Allereerst de bodem. Door het mulchen, het bedekken van de bodem met voedingrijke plantresten, wordt de bodem een spons en vangt hij de regen beter op. Schaduwbomen zijn een tweede element. Deze bomen beschermen tegen een verzengende zon en tegen al te zware regenslag. Dit zorgt voor een microklimaat met een meer stabiele temperatuur. Als derde pijler is er de biodiversiteit. Door diverse planten bijeen te hebben ontstaan er minder ziektes. Zo worden bepaalde ziektes moeilijker verspreid en zijn sommige planten zelfs natuurlijke insecticiden. Op die manier bestrijden de leden erosie, verhogen ze de bodemvruchtbaarheid op een duurzame manier en planten ze andere fruitbomen voor extra inkomsten. Ondertussen staan ze in contact met partner Muungano om te leren van hun jarenlange veldkennis en deze toe te passen. Nog in 2023 werd de coöperatie gescreend met een diepgaande audit.
De coöperatie van RWH bestaat dus voor 70% uit vrouwen. Dankzij hun functie en inkomsten bij RWH knikken ze de levensomstandigheden van het gezin op. Dat werkt aanstekelijk: er gaat al voorzichtig een ripple-effect door de gemeenschap. RWH organiseert ook sensibilisatiecampanes, voornamelijk gericht op vrouwen, maar sinds kort ook voor mannen. Een sprong voorwaarts in het dichten van de genderkloof.
In 2022 breidde Marcelline haar werking nog verder uit. Ze richtte de gelijknamige stichting RWH op, een ngo uitgerust met 3 robuuste pijlers: economische ontwikkeling en financiële versterking van vrouwen, de verbetering van gezondheidszorg en gezonde levensomstandigheden en tot slot het bewaken van de menserechten, in het bijzonder het bestrijden van gendergerelateerd geweld.
En de koffie? Die werd dankzij de structurele en duurzame inspanningen in 2017 beloond met een eerste prijs in de jaarlijkse Saveur de Kivu-kwaliteitswedstrijd. RWH deed beroep op agro-ecologische technieken, waarbij ze speciale aandacht geven aan een gezonde en rijke bodem, teeltdiversificatie en schaduwbomen om de koffiestruiken de nodige support te geven. Sinds de oprichting kwamen er ook 4 wasstations: hier worden de koffiebessen gewassen, geweekt, ontpulpt en gedroogd. Een wasstation nabij de plantage komt de kwaliteit ten goede.

Koper en kobalt!
In Congo verdringen uiteenlopende spelers zich om de exploitatie van de kobalt- en kopermijnen. Maar voor een heuse industriële omwenteling ontbreken nog altijd de voorwaarden en de visie.
Nu de groene transitie de grondstoffenkoorts de hoogte in jaagt, staat de Democratische Republiek Congo helemaal in de kijker. Het land had altijd al grondstoffen die andere landen nodig hadden voor hun industrialisering, maar zelf niet hadden. Vooral de twee provincies in het zuidoosten, Katanga en Lualaba, zitten tjokvol gegeerde grondstoffen.
Vandaag is Congo de op één na grootste koperproducent van de wereld, na Chili en op gelijke hoogte met Peru. De voorbije jaren steeg de koperproductie er tot meer dan 2 miljoen ton per jaar, waar er in 2000 nog maar sprake was van enkele tienduizenden.
Vrachtwagens met koperkathodes –zware platen die voor 99% uit zuiver koper bestaan– rijden in een eindeloze stroom via Zambia en Zimbabwe naar de Zuid-Afrikaanse haven Durban, recht de wereldmarkt op, vooral dan naar China.
Minstens even belangrijk is dat ook de productie van kobalt, nog zo’n metaal van de toekomst, de laatste tien jaar meer dan verdubbeld is in Congo –tot zo’n 140.000 ton per jaar, goed voor meer dan 70% van de wereldproductie. Kobalt, ook wel het blauwe goud genoemd, zit onder meer in batterijen van elektrische voertuigen en andere elektronica. Die immense groei heeft te maken met de komst van heel wat buitenlandse mijnbedrijven.
Aanvankelijk liepen westerse bedrijven op kop, maar stap voor stap nam China de sector steeds meer in handen. Zo is op satellietbeelden te zien hoe de stad Kolwezi, de wereldhoofdstad van het kobalt in het zuiden van Congo, haast opgeslokt wordt door de mijnbouw.
De kobaltkoorts kan overigens plots toeslaan. De Kasulomijn, op 500 meter van het stadhuis van Kolwezi, ontstond toen een bewoner in zijn tuintje kobalt ontdekte en begon te graven. Binnen de kortste keren werd de hele wijk omgewoeld en nu levert Kasulo kobalt aan het Chinese bedrijf Congo Dongfang Mining.
Exacte cijfers over hoeveel Congolezen een inkomen halen uit de ontginning van koper en kobalt zijn er niet. De industriële mijnbouw zorgt met relatief weinig mensen –het totale aantal werknemers ligt ruim onder de 100.000– voor 80% van de productie van koper en kobalt. Een groeiend deel van de industriële banen gebeurt overigens in onderaanneming. Daarbij verdienen mensen voor hetzelfde werk bij een toeleveraar vaak minder dan bij het hoofdbedrijf.
Met die industriële banen hebben mensen een naar Congolese normen behoorlijk inkomen en toegang tot gezondheidszorg. Congo heeft ook artisanale of ambachtelijke mijnen, waar mensen met bescheiden technische middelen erts delven. Het aantal ambachtelijke mijnwerkers neemt toe zodra de prijzen stijgen op de wereldmarkt. Schattingen lopen op tot 200.000 Congolezen. Die zorgen voor 20% van de productie. Wie kan, pikt een graantje mee, maar recent onderzoek leert dat 53% toch minder dan 10 dollar per dag verdient.
Alle aantallen opgeteld kom je dus aan mogelijk 300.000 mensen die rechtstreeks een inkomen halen uit de ontginning van koper en kobalt. Omdat gezinnen gemiddeld acht leden tellen, kan je besluiten dat 2 miljoen mensen, meer dan een vijfde van de bevolking, direct afhangen van de mijnsector in de provincies Lualaba en Katanga.
Tien jaar geleden werd nog verwacht dat de sector zou verschrompelen door de komst van industriële bedrijven. Dat is niet gebeurd. Nochtans zijn ongeveer alle grondstofrijke gronden intussen toegekend aan industriële bedrijven: de ambachtelijke ontginningen vinden daarom dikwijls plaats op industriële concessieterreinen, vaak clandestien.
Ambachtelijke mijnbouw mag dan soms een stevige duit opleveren, de sector is niet zonder kritiek. In de loop der jaren verschenen er verschillende alarmerende cijfers over het aantal kinderen dat er zou werken.
In een arm land als Congo, met weinig alternatieven, trekt ambachtelijke mijnbouw veel mensen aan. Het is zaak om de voorwaarden zo gunstig mogelijk te maken. Arbeidsvoorwaarden zijn beter als ambachtelijke mijnwerkers georganiseerd zijn in coöperaties en kunnen werken in een erkende en meer beveiligde zone. En dat is nodig want steeds meer komen er verhalen naar buiten over ongezonde toestanden, met oogirritaties, ademhalingsproblemen, huidaandoeningen, neusbloedingen, zwellingen van sommige lichaamsdelen, of erger nog: overlijdens! Verschillende onderzoeken tonen trouwens aan dat de urine of het bloed van mensen die nabij de mijnen wonen, meer metalen bevat. Bij kinderen die opgroeiden nabij de Kasulomijn in Kolwezi bleek tevens dat hun DNA schade had opgelopen. Onlangs werd ook aangetoond dat mijnwerkers vaak te weinig zuurstof in hun bloed hebben als ze in de mijn werken.
Al deze onderzoeken werden overigens uitsluitend verricht bij ambachtelijke mijnwerkers, vermits industriële bedrijven niet toestaan dat hun medewerkers onderzocht worden.
Een ander probleem is dat de industriële mijnbedrijven vaak inwoners verplichten om te verhuizen, zonder dat ze hen daarvoor voldoende vergoeden.
Hoeveel geld brengt de mijnbouwsector in het belastinglaatje van Congo? Volgens het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI), dat al decennialang meer klaarheid nastreeft over geldstromen in de mijnbouw, incasseerde de Congolese overheid in 2020 zo’n 2,1 miljard dollar. In 2023 liep dat op tot 3,8 miljard dollar, goeddeels afkomstig van koper en kobalt. Of dat geld bijdraagt tot de ontwikkeling van het land hangt af van wat ermee gebeurt. Een bron beweert dat zo’n 70% van alle belastinggelden in Congo opgeslorpt wordt door het politieke systeem: het parlement, de regering en de president.
Natuurlijk zijn die opbrengsten belangrijk, maar mijnbouw draagt pas écht bij tot de ontwikkeling van een land als de sector kan opklimmen in de meerwaardeketen, met andere woorden: als hij naast de loutere extractie ook grondstoffen raffineert en verwerkt tot producten.
Waarom maakt Congo bijvoorbeeld zelf geen elektriciteitskabels voor heel Afrika? De reden is dat er geen duidelijk beleid is, geen stappenplan op lange termijn.
Dat betekent niet dat er geen inspanningen gedaan worden. Zo werd de Congolese Raad voor de Batterij opgericht, die meerwaarde-investeerders moet aantrekken. Momenteel is er nog een schrijnend gebrek aan goede infrastructuur en is de energietoevoer verre van stabiel. En ook de onveiligheid in sommige delen van het land schrikt investeerders af.
Wat wel vaststaat, is dat de geopolitieke strijd tussen China en het Westen ertoe leidt dat beide kampen Congo voorstellen doen. Congo heeft alvast nood aan een multidisciplinair kenniscentrum waar wetenschappers en mensen uit het middenveld hun knowhow kunnen inbrengen.
In ieder geval betalen Congolese burgers een hoge prijs: de wereldeconomie koolstofvrij maken, ok, maar dat mag niet leiden tot verdere menserechtenschendingen!
Samen met de Congolese ngo Initiative pour la Bonne Gouvernance et les Droits Humains (IBGDH) bevroeg Amnesty International 130 mensen bij 6 mijnbouwprojecten in en rond Kolwezi. Ook bekeken de onderzoekers documenten, correspondentie, beelden en reacties van de mijnbedrijven. Met al deze informatie stelden ze het rapport 'Powering Change or Businees as Usual?' op, dat de verwoestende gevolgen beschrijft van het tempo waartegen multinationationale bedrijven hun mijnbouwactiviteiten in de DRC uitbouwen.
Het rapport getuigt van gedwongen uitzettingen van volledige gemeenschappen en ernstige mensenrechtenschendingen zoals seksueel geweld, brandstichting en mishandeling: een flagrante miskenning van de VN-richtlijnen voor bedrijven en mensenrechten.
In de omgeving van een mijn veegden militairen zelfs het volledige dorp Mukumbi van de kaart. Geïnterviewden vertelden aan de onderzoekers van Amnesty en IBGH hoe soldaten van de Republikeinse Garde op een ochtend arriveerden en huizen in brand begonnen te steken. Dorpsbewoners die hen probeerden te stoppen, werden met geweld verjaagd. Bij wijze van compensatie kregen sommigen dan een document dat ze niet eens begrepen en als er al een echte financiële compensatie kwam, was die uiteraard veel te klein om een evenwaardig stuk landbouwgrond te kunnen kopen. En ondertussen schuiven bedrijven en autoriteiten de verantwoordelijkheid van zich af. Het land heeft dan wel met zijn Mijnbouwcode en –voorschriften een gedetailleerd kader waaraan bedrijven moeten voldoen wanneer ze onteigenen voor mijnbouwprojecten, maar grijpt niet in wanneer bedrijven dit naast zich neerleggen.

Februari 2025: Jean-Jacques Wondo eindelijk vrij!
De Belgische consultant Jean-Jacques Wondo zat sinds 22 mei 2024 in de militaire gevangenis van Ndolo in Kinshasa, in eerder slechte omstandigheden. Hij werd onder meer beschuldigd van terrorisme en steun aan gewapende groepen. Zijn familie in België had het over een willekeurige arrestatie en vroeg zijn onmiddellijke vrijlating. Op vraag van de Belgische ambassade in Kinshasa besliste een militaire rechtbank dat een arts van de ambassade hem in de gevangenis kon onderzoeken.
Jean-Jacques Wondo is van Congolese origine en heeft in België gestudeerd aan de Koninklijke Militaire School, aan de universiteit van Luik en aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). Hij werkt op het Ministerie van Justitie en is gespecialiseerd in veiligheidskwesties in Congo en heeft verschillende boeken geschreven over het Congolese leger. Hij woont met zijn echtgenote en 4 kinderen in Aalst en heeft de Belgische nationaliteit.
Begin 2024 was hij door de nieuwe baas van de veiligheidsdienst Agence Nationale des Renseignements (ANR) aangezocht voor een consultancyopdracht. Sindsdien reisde hij geregeld heen en weer tussen België en Congo.
De Congolese autoriteiten lieten 51 mensen oppakken op verdenking van deelname aan de mislukte staatsgreep van 19 mei. Die was het werk van opposant Christian Malanga, die bij de coup werd doodgeschoten. Jean-Jacques Wondo werd aangehouden op vraag van het kantoor van de president. Dat de doodstraf gevraagd werd, is opvallend. Twintig jaar lang vonden er geen executies plaats in Congo, maar in maart 2024 kondigde de Congolese Minister van Justitie aan dat de regering de doodstraf opnieuw zou invoeren. Uiteraard maken mensenrechtenorganisaties zich zorgen over de situatie.
Een personeelslid van de ANR zou een foto hebben ontdekt op het profiel van Christian Malanga waarop Wondo samen met de opposant te zien is. Het betreft een foto die in 2016 in Brussel is genomen, toen de Congolese oppositie zich verenigde tegen het regime van oud-president Joseph Kabila. Dat is meteen de enige keer dat beide mannen elkaar hebben ontmoet.
België hield zich aanvankelijk redelijk afzijdig. De ambassade deelde wel mee dat ze de zaak op de voet volgen en er zijn ook al enkele consulaire bezoeken in de gevangenis geweest. Nochtans is het duidelijk dat hier sprake was van mensenrechtenschendingen en dat de bewijzen tegen Wondo, een Belgisch staatsburger nog wel, ongefundeerd zijn gebleken.
België verwees blijkbaar naar de dubbele nationaliteit van Jean-Jacques Wondo. Maar dat klopt niet, want volgens de Congolese grondwet verlies je je Congolese nationaliteit als je een andere nationaliteit aanneemt. Met andere woorden: deze man is wel degelijk Belg.
België moest dan ook tussenbeide komen bij president Félix Tshisekedi. Nog langer in de gevangenis moeten doorbrengen had zeker nefast geweest voor zijn gezondheid.
Uiteindelijk werd Jean-Jacques Wondo vrijgelaten en kon hij terugkeren naar België. Een duidelijk opgeluchte en geëmotioneerde groep mensen uit de Belgisch-Congolese gemeenschap stond hem op te wachten in het station Brussel-Zuid, net als kersvers minister van Buitenlandse Zaken Maxime Prévot (Les Engagés).
Tijdens een persconferentie met Prévot in Brussel zei de Congolese minister van Buitenlandse Zaken Thérèse Kayikwamba Wagner dat de vrijlating van Wondo een gevolg is van meerdere factoren en tot stand is gekomen door een politieke dialoog tussen België en Congo. Er zou intens op alle niveaus gesproken zijn door Belgische diplomaten.

2024: mazelen en apenpokken in de Evenaarsprovincie!
De mazelen- en apenpokkenepidemies bereiken vooral in deze provincie een alarmerend niveau. Duizenden gevallen en vele doden werden reeds gemeld. Zeer slechte water- en sanitaire voorzieningen hebben geleid tot de verspreiding van ziekten en het opnieuw uitbreken van verschillende epidemies.

Januari 2025: stop met die plannen voor massa-executies!
Volgens de Congolese minister van Justitie, Constant Mutamba, zouden meer dan 170 mensen zijn overgebracht vanuit Kinshasa naar de afgelegen en beruchte Angenga-gevangenis (provincie Mongala) om geëxecuteerd te worden. Amnesty International dringt er bij president Felix Tshisekedi op aan om de plannen voor deze massa-executie direct stop te zetten, eerst en vooral omdat er geen betrouwbare informatie is over de status van de veroordeelden. Bovendien moet het parlement een moratorium op executies instellen, in afwachting van de volledige afschaffing van de doodstraf.
De overgebrachte mensen zijn tussen de 18 en 35 jaar oud en zouden banden hebben met criminele bendes, ook wel bekend als “kulana” of “bandieten”.
Volgens de autoriteiten zou het hervatten van executies helpen bij de bestrijding van bendes in de steden, een bewering die niet wordt gestaafd door enig bewijs. Mutamba heeft trouwens al eerder mensen die verdacht worden van banden met criminele bendes bedreigd met arrestatie, veroordeling en de doodstraf.
In maart 2024 kondigde de regering van de DRC aan dat ze executies zou hervatten na een onderbreking van twee decennia. Sindsdien is het aantal doodvonnissen door militaire rechtbanken sterk toegenomen. Deze vonnissen volgen vaak op oneerlijke processen, onder andere tegen vermeende leden van criminele bendes en gewapende groepen.
Er zijn op dit moment in Congo meer dan 800 mensen ter dood veroordeeld.

Eindelijk veiligheid en economisch herstel?
Op 15 november 2024 rondde president Félix Antoine Tshisekedi de kaap van de eerste 300 dagen van zijn tweede mandaat. Hij beloofde zijn burgers nogmaals veiligheid en betere socio-economische omstandigheden.
Na 30 jaar aanhoudende onveiligheid in het oosten van Congo is de toestand inderdaad meer dan schrijnend. Sinds de eedaflegging in januari 2024 hebben opnieuw meer dan 1 miljoen Congolezen have en goed moeten achterlaten door agressies van meer dan 100 gewapende groepen. De terroristische beweging ADF/MTM en de door Rwanda gesteunde rebellen van M23 spannen daarbij de kroon. Het totale aantal ontheemden is daardoor gestegen naar meer dan 6,4 miljoen. De zoom van een stad als Goma wordt volledig ingenomen door kampen vol mensen die van hun grond leefden en die nu volledig afhangen van (ontoereikende) noodhulp van de internationale gemeenschap.
Op 7 november 2024 keurde het parlement voor de 85ste keer een verlenging goed van de staat van beleg in de provincies Noord-Kivu en Ituri. Sinds de instelling van de staat van beleg in mei 2021 vielen er niettemin meer slachtoffers per jaar dan voordien, terwijl de tijdelijke maatregel van de staat van beleg net bedoeld was om de problemen aan te pakken en op te lossen. Blijkbaar hebben de militaire autoriteiten die de burgerlijke overheden hebben vervangen er alle belang bij dat de onveiligheid blijft. Eerste minister Judith Suminwa Tuluka heeft nu beterschap beloofd.
In 2019 al beloofde president Tshisekedi om Congo te veranderen in "het Duitsland van Afrika". Maar de economische indicatoren spreken hem tegen. Een ernstige inflatie en de devaluatie van de Congolese frank wegen zwaar op de bevolking, waarvan twee derden onder de armoedegrens leeft.
Voorts beloofde hij om tegen het einde van zijn mandaat in 2028 minstens 6,4 miljoen jobs te creëren, een absolute noodzaak gezien de overheersende werkloosheid die aan jongeren geen toekomst biedt. Universiteiten leveren diploma's af aan de lopende band, maar de meeste gediplomeerden vinden geen werk. En een eigen bedrijf oprichten vergt kapitaal, iets wat de jongeren moeilijk kunnen vinden. Een treffelijk tewerkstellingsplan van de overheid is eigenlijk onbestaande. Het technisch onderwijs, dat al jaren gedragen wordt door kerkelijke initiatieven zoals de scholen van Don Bosco, is niet kunnen meegroeien met de exponentiële toename van de jongeren. En zo gaapt er een enorme kloof tussen de aanwervingsnoden van de privésector en de profielen van de werkzoekenden. Het beleid moet dringend de opleidingen afstemmen op de bestaande noden en ermee ophouden ondernemers het leven zuur te maken. Bevolkingspyramide 2024
Het staatsbudget in Congo werd historisch gezien nooit volledig ingezet voor bestuur en duurzame economische ontwikkeling, wat heeft geleid tot een complexe relatie tussen nationale belangen en internationale steun. Bovendien ontstaat er een spanningsveld waarin landen met strategische belangen in Congo hun betrokkenheid onderhouden, mede vanwege de waardevolle natuurlijke hulpbronnen die het land rijk is. Deze factoren hebben een stabiliserend effect, maar dragen niet bij aan de ontwikkeling van het land op gebieden als infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg.
Ondernemers hebben het daarom erg moeilijk en investeerders huiveren om te investeren in Congo. Ze betalen zich immers blauw aan allerlei heffingen. Gevolg: consumenten hebben geen andere keuze dan veel geld neer te tellen, maar dat voedt uiteraard de inflatie en ondermijnt hun koopkracht.
Er zijn ook voortdurend onvoorziene complicaties. In september 2024 gingen de vrachtwagenbestuurders een paar weken in staking om de toepassing van het gewaarborgd minimumloon te eisen voor de transportsector en een einde te maken aan de uitbesteding van werknemers. Zo worden contracten afgesloten met bijvoorbeeld een kolonel die goedkope arbeidskrachten ronselt voor bedrijven die dan de factuur aan hem betalen, zonder dat hij alles correct doorbetaalt aan de werknemers.
De Wereldbank had voorgesteld om op verschillende plaatsen in het land Speciale Economische Zones (SEZ) aan te leggen, zones met een belasting-, parafiscaal en douanesysteem dat aantrekkelijker is dan het standaardsysteem dat in de rest van het land wordt toegepast. In buurland Congo-Brazzaville zijn de SEZ al aangelegd, maar hier staan ze nog nergens, op een pilootproject in Maluku (prov. Mongala) na.
Infrastructuur speelt een cruciale rol. Zonder goede wegen, transportmogelijkheden en havens worden logistiek en distributie erg kostelijk. In Congo blijft de infrastructuur achter, waardoor de productiekosten stijgen en logistieke uitdagingen ernstige beperkingen opleveren. Daarnaast is een betrouwbare energievoorziening onmisbaar. Industriële productie vereist nu eenmaal stabiele en betaalbare energie, en ook daar loopt het nergens op rolletjes.
En dan is er nog de kwestie van politieke stabiliteit en ondersteuning. Investeerders hebben behoefte aan consistent, voorspelbaar overheidsbeleid. Helaas heerst er in Congo regelgevingsonzekerheid, wat investeringen risicovol maakt.
Wat in Congo ontbreekt, is een langetermijnvisie en een dito beleid, dat verschillende legislaturen overspant en continuïïeit biedt.
Vandaag zien we hoe gekwalificeerde handarbeiders worden ingevoerd uit China en India, en vaak maandenlang in containerkampen in moeilijke omstandigheden moeten verblijven. Zij werken dan met Congolese jongeren, die in feite op de bouwwerven al doende genieten van een informele opleiding en zich zo kunnen opwerken tot goede stielmannen, maar wel zonder diploma en dus zonder erkenning. De Kamer van Ambachten en Nijverheid in de bouwsector zou moeten toezien op een formele kwaliteitsvolle technische opleiding in Congo (3 jaar) en daarvoor certificaten uitreiken om zo de bouwsector in volle expansie te kunnen verzekeren van degelijk opgeleide werklieden en een belangrijke bijdrage te leveren tot tewerkstelling van de breed uitwaaierende onderkant van de Congolese bevolkingspiramide. Een specifiek Ministerie voor Technisch Onderwijs zou daartoe het mandaat moeten krijgen.

26 januari 2025
Na het mislukken van gesprekken tussen Congo en Rwanda laait het geweld in het oosten van Congo de laatste tijd opnieuw op. Er woedt een hevige strijd tussen M23, die gesteund worden door Rwanda, en het Congolese leger. De M23-rebellen en 3.000 tot 4.000 Rwandese soldaten hebben de miljoenenstad Goma bijna volledig omsingeld. Steeds meer inwoners proberen de stad te verlaten.
Nooit eerder veroverden de rebellen zoveel terrein op het Congolese leger. Met behulp van militairen van de VN en een Afrikaanse troepenmacht, probeert het Congolese regeringsleger hun opmars te stoppen. Bij die gevechten kwamen al zeker 13 buitenlandse militairen om.
De VN-veiligheidsraad kwam in een spoedzitting bijeen om de escalatie van het geweld te bespreken. Scretaris-generaal Antonio Guterres riep de Rwandese strijdkrachten op om zich terug te trekken.
Ook de Franse president Emmanuel Macron toonde zijn bezorgdheid tijdens afzonderlijke telefoongesprekken met de presidenten van Congo en Rwanda. Hij vroeg om een “onmiddellijk einde aan het offensief van M23”.
De opstand van de door Rwanda gesteunde rebellen duurt nu al drie jaar en veroorzaakte een ernstige humanitaire crisis in de regio. Volgens de VN zijn er sinds begin januari 400.000 mensen ontheemd geraakt.
Twee dagen later al viel Goma volledig in handen van de M23-rebellen. Hoewel zij eerder al hadden geclaimd dat ze de stad hadden ingenomen, werd de voorbije uren nog altijd gevochten tussen de rebellen en het Congolese regeringsleger, vooral dan rond de strategisch belangrijke luchthaven.
Meer dan 1200 militairen gaven zich over en werden overgebracht naar een basis van de VN-missie MONUSCO op de luchthaven.
Sancties tegen Rwanda zaten er niet meteen aan te komen vanuit de VN-Veiligheidsraad, waar ook Rusland een permanent lid van is. Rusland is immers zelf binnengevallen in buurland Oekraïne en zal dus niet geneigd zijn op te treden tegen Rwanda, dat via de M23-militie vecht in buurland Congo.
Ondertussen leidde de escalatie van de oorlog in Oost-Congo ook tot onrust in Kinshasa. Daar belaagden boze betogers verschillende buitenlandse ambassades, waaronder die van België.
Goma is dus opnieuw in handen gevallen van de rebellenmilitie M23. Opnieuw: want dat gebeurde al eens in 2012, maar toen verlieten de rebellen de stad na een akkoord met de Congolese overheid. Het regeringsleger was toen, net zoals nu, niet opgewassen tegen M23. Ondanks de steun van een VN-strijdmacht, een internationale Afrikaanse troepenmacht, lokale milities en -naar verluidt- Oost-Europese huurlingen werd het Congolese leger andermaal verslagen door een goed bewapende en getrainde militie, die overigens ook niet alleen opereert. Een van haar bondgenoten is de Alliance Fleuve Congo, een rebellenbeweging die president Tshisekedi ten val wil brengen en de steun zou hebben van ex-president Kabila.
Maar M23 is natuurlijk op de eerste plaats een creatie van Rwanda. Het Rwandese leger neemt haast openlijk deel aan de operaties. Sommige bronnen spreken van duizenden Rwandese soldaten op Congolees grondgebied.

In februari breidde het conflict zich uit naar Zuid-Kivu en kwam ook de stad Bukavu in het vizier.
Duizenden kwetsbare gezinnen werden geconfronteerd met ernstige schendingen van hun rechten en een grote humanitaire crisis. Aanvallen, seksueel geweld en gedwongen verplaatsingen dompelden de bevolking van Noord- en Zuid-Kivu onder in angst. Meer dan 500.000 mensen zijn de gevechten ontvlucht sinds het begin van het jaar. Velen vonden hun toevlucht in overvolle kampen of bij gastgezinnen. De gevechten hebben schade toegebracht aan humanitaire infrastructuur en gezondheidscentra, terwijl bombardementen verschillende civiele locaties hebben getroffen, wat in strijd is met het internationaal humanitair recht.
Fluctuerende territoriale controle en aanhoudende onveiligheid leiden tot onvoorspelbare volksverhuizingen, waarbij mensen op de vlucht zich voegen bij terugkeerders die een “vrijwillige terugkeer” wordt voorgesteld. Het is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat deze terugkeer werkelijk vrij en veilig is, met inachtneming van de humanitaire beginselen om bestaande kwetsbaarheden niet te verergeren.
Na de Afrikaanse top in het weekend van 9 februari in Tanzania, waar verschillende leiders van zuidelijk en oostelijk Afrika tot een staakt-het-vuren hadden opgeroepen, was het enkele dagen relatief rustig in Oost-Congo, maar later braken er opnieuw zware gevechten uit. Na Goma en Bukavu leek de strijd zich nu vooral te focussen op de luchthaven van Kavumu, op zo'n 35 kilometer ten noorden van Bukavu. In Bukavu zelf was ondertussen de angst voor een snelle opmars van de rebellen wat weggedeemsterd en kwam het normale leven enigszins terug op gang.
Kavumu zou naast Goma meteen de tweede luchthaven zijn die in de handen van M23 viel. Bovendien werden de militairen van het regeringsleger en de Burundezen die hen bijstaan, hier bevoorraad. Dus als die bevoorradingslijn kon afgesneden worden, kon ook ook Bukavu in hun handen vallen.
Het Congolese leger wou dat uiteraard voorkomen en kreeg daarbij dus de steun van Burundi. Er zouden zeker 10.000 Burundese militairen in Congo zijn, vast van plan om Bukavu en die luchthaven te verdedigen. Een en ander zou op een regionaal conflict kunnen uitdraaien.
Naast de angst was er ook boosheid te bespeuren in Bukavu. Boosheid op de internationale gemeenschap, omdat ze niet ingreep. En dan doelde men vooral op het feit dat de Rwandese overheid niet gesanctioneerd werd. Men begreep bijvoorbeeld niet waarom de Europese Unie dat ene verdrag dat ze met Rwanda sloot over de toegang tot grondstoffen niet opgeschort had. Integendeel, het verdrag werd zelfs nogmaals door de Europese Commissie verdedigd.
Op 14 februari werd de luchthaven van Kavumu ingenomen en rukte M23 eerder makkelijk op naar Bukavu. De eerste rebellen trokken rond 18 uur Bagira binnen, een van de drie stadsdelen van Bukavu. Naar verluidt hadden ze een akkoord met de middenstand en de civiele gemeenschap in Bukavu. Die zou het leger opgeroepen hebben om geen weerstand te bieden om zo een bloedbad zoals in Goma te vermijden.
De angst bij de bevolking bleef wel bijzonder groot. Mensen kropen haastig in taxi's en busjes om richting het zuiden te gaan. De meeste straten leken wel uitgestorven.
De inname van Bukavu was zeker een extra klap voor president Tshisekedi en zijn autoriteit in het oosten van het land. Of de rebellen daarna nog verder willen oprukken, was niet meteen duidelijk. Als ze verder naar het zuiden gingen, dan zou dat rampzalig kunnen uitlopen op een regionale oorlog. Daar waren Burundezen zich wellicht aan het hergroeperen en zij wilden niet dat de M23-rebellen tot vlak bij de Burundese grens geraakten. In elk geval werd zo de druk op de president om met M23 te onderhandelen wel zeer groot. Maar voorlopig weigerde hij elk gesprek met de rebellen.
Vermoed werd dat de Rwandese president Kagame, die de M23-rebellen steunt, zo een betere onderhandelingspositie probeert te krijgen. De druk op Kagame werd wel erg groot. Er werd een zeer dwingend bericht verspreid door de Franse president Macron, die zei dat de M23 zich onmiddellijk moest terugtrekken uit Bukavu en uit de luchthaven.
Of Kagame zich daar iets van zou aantrekken, was onduidelijk. In ieder geval werd de dreiging voor een regionale oorlog wel erg groot. Zo zou Oeganda nu al in het noorden betrokken zijn in de Ituri-provincie en zelfs al in Congo zijn. Ook Kenia, Tanzania, Burundi, Angola en Zuid-Afrika zouden betrokken kunnen geraken in de gevechten.
Toen M23 de stad innam, trokken de soldaten van het Congolese leger meteen hun uniformen uit. Volgens de VN werden een aantal kinderen standrechtelijk geëxecuteerd omdat zij de uniformen van de soldaten hadden aangetrokken en met hun wapens rondliepen.
Ondertussen waren er al zo'n 300.000 mensen in Goma om het leven gekomen. M23 presenteert zichzelf als de nieuwe machtshebber die de orde en veiligheid aan het herstellen is, maar dat is alles behalve het geval. Er lagen zoveel lijken op straat dat ze een massagraf moesten maken. Ook is het ziekenhuis overvol, er liggen veel patiënten, waaronder ook kinderen, die gewond zijn geraakt in de strijd.
M23 heeft nieuwe leiders aangesteld in Goma, een bestuur dat ondemocratisch is gekozen. Zo is er een nieuwe burgemeester en gouverneur, maar de nieuwe leiders zorgen niet voor rust. Criminaliteit is alom aanwezig en er zijn veel wapens in omloop. Kortom, er heerst een soort algehele wetteloosheid.
De opmars van M23 ging maar door en de internationale gemeenschap bleef vrij stil. In 2010 was dat wel anders: toen veroverden de rebellen van M23 ook al grondgebied, maar ze werden destijds hard teruggefloten en kregen sancties opgelegd.

In de aanloop naar de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari 2025 schreef Amnesty International een brief aan Hoge Vertegenwoordiger Kaja Kallas en de EU-ministers van Buitenlandse Zaken, waarin werd aangedrongen op actie tegen de escalerende mensenrechtencrisis in Congo.

In 2 weken tijd vluchtten meer dan 40.000 mensen uit Congo naar buurland Burundi en dat terwijl er noodopvang is voor slechts 60.000 mensen volgens het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties. Medewerkers van het Rode Kruis zagen met lede ogen aan hoe de vluchtelingenkampen in Burundi uit hun voegen barstten en hoe de situatie met de dag hopelozer werd.
Ondertussen rukten de rebellen steeds verder op naar Uvira, een Congolese stad aan het Tanganyikameer, gelegen tegenover Bujumbura.

Er kwam een vredesoverleg in de Angolese hoofdstad Luanda, maar M23 liet al vlug weten niet mee te doen. Als reden voor hun weigering om te gaan onderhandelen verwezen de rebellen naar "bepaalde internationale instellingen", die volgens hen "opzettelijk de vredesinspanningen saboteren". Eerder beslisten de EU- ministers van Buitenlandse Zaken om sancties in te stellen tegen enkele leiders van M23 en tegen 3 Rwandese legercommandanten. Ook Rwanda was daarmee trouwens niet opgezet: het zette de Belgische ambassadeur en de Belgische diplomaten meteen het land uit.
De Angolese president Joao Lourenço bemiddelde voor de Afrikaanse Unie in het conflict.
24 april: de regering van Congo en rebellengroep M23 zeggen tot een overeenkomst te zijn gekomen om de gevechten in het oosten van het land te staken en te werken aan een permanente wapenstilstand, aldus een gezamenlijke verklaring. De aankondiging volgt op gesprekken waarin Qatar bemiddelde. De verklaring werd voorgelezen door een M23-woordvoerder op de nationale Congolese televisie. Hij zei dat de wapenstilstand zou gelden tijdens het voeren van de gesprekken en "tot aan de afronding ervan".

Wazalendo
President Félix Tshisekedi richtte zich op 3 november 2022 in het bijzonder tot de Congolese jongeren. Op dat ogenblik wonnen de door Rwanda gesteunde rebellen van M23 snel terrein in Noord-Kivu, en de provinciehoofdstad Goma kon, net als tien jaar eerder, opnieuw in hun handen vallen.
Aan het begin van zijn mandaat had de president beloofd de oorlog in het oosten van Congo te beëindigen. Aan het einde ervan leek vrede verder weg dan ooit. Gewapende groepen zoals CODECO en Zaïre in de provincie Ituri, ADF in het noorden van Noord-Kivu, en meer dan ooit weer M23 in het zuiden van Noord-Kivu, hadden een spoor van geweld door zijn beleidsperiode getrokken. Het uitroepen van de staat van beleg in twee oostelijke provincies had niets opgeleverd. Met het oog op een herverkiezing sloeg Tshisekedi dan maar de weg van het nationalisme in.
Maar met zijn oproep aan de Congolese jeugd om mee te strijden tegen M23, gaf hij prompt legitimiteit aan gewapende groepen die eveneens een bron van onveiligheid zijn in het oosten van het land. Sindsdien wordt elke gewapende groep die haar oorsprong bij de lokale bevolking heeft Wazalendo genoemd, Swahili voor patriotten. Zeg niet langer rebellen, maar verwelkom de helden van de natie, leek de boodschap.
Twee jaar nadat Tshisekedi nieuwe legitimiteit gaf aan autodefensiegroepen is het geweld in het oosten van Congo alleen maar toegenomen. Zijn oproep aan de jongeren om zich aan te sluiten bij de Wazalendo is dan ook de herhaling van een mislukt recept uit het verleden. En wat doe je met al die gewapende jongeren eens de oorlog voorbij is?
Die Wazalendo vormen inderdaad een heel diverse groep. Enerzijds zitten er zeker veel idealisten tussen, maar er zijn ook heel veel opportunisten die weten dat ze als Wazalendo gemakkelijker aan wapens geraken.
In Congo zijn autodefensiegroepen niet nieuw. Meer dan honderd verschillende groeperingen zagen vooral in het oosten van Congo het leven, en dan voornamelijk tijdens de Tweede Congo-oorlog (1998-2003). De komst van gewapende groepen vanuit buurlanden Rwanda en Oeganda, of lokale groepen maar met banden met die buurlanden, deden de roep naar zelfverdediging in drie decennia van geweld al vaak weerklinken. Die autodefensiegroepen werden meestal gevormd op basis van dorp of etnische achtergrond.
Maar net als de milities die ze zeiden te bestrijden, maakten verschillende van die autodefensiegroepen zich na verloop van tijd ook zelf schuldig aan wanpraktijken en oorlogsmisdaden. Ze vergrootten vaak mee de chaos en de versnipperde controle over de Oost-Congolese provincies.
Veel van die groepen in het oosten stonden eerder bekend als Mai Mai, wat in het Swahili ‘Water Water’ betekent. De naam verwijst naar een van de spirituele rituelen waarbij de strijders voor een operatie beschermd worden met magisch water, waardoor kogels hen niet zouden kunnen raken. Vervang de term Mai Mai door Wazalendo en veel van dezelfde groepen duiken op. Mai Mai Mazembe, of Mai Mai Charles, maar ook de Mai Mai Nduma Défence du Congo-Rénové identificeren zich vandaag als Wazalendo.
Tijdens de Tweede Congo-oorlog werden de Mai Mai ook al door de overheid bewapend in de hoop het door Rwanda gesteunde RCD (Rassemblement Congolais pour la Démocratie) te bekampen. Na het vredesproces van Sun City in 2003 mislukten pogingen tot integratie van de groepen in het Congolese leger en de overheid grotendeels. Ontwapenings- en demobilisatieprogramma’s in samenwerking met de MONUSCO, de vredesoperatie van de VN, kenden een wisselend succes.
Zonder identificatie en militaire structuur is het haast onmogelijk om iemand ter verantwoording te roepen voor de problemen die de Wazalendo veroorzaken. Zolang de politiek hen als bondgenoten blijft beschouwen, krijgen ze vrij spel. Enkel de sektarische tak uit de diverse Wazalendogroepen, de uwezo wa neno- wazalendo, had een halfjaar na de oproep van de president een openlijke aanvaring met de autoriteiten. De groep, geleid door de zelfverklaarde messias Ephraïm Bisimwa, werd verantwoordelijk geacht voor het geweld tijdens antiwesterse betogingen in augustus 2023. Bisimwa riep zijn volgelingen op om een einde te maken aan alle buitenlandse aanwezigheid in het land. De betogers vernielden VN-wagens en ngo-kantoren, waarna de presidentiële garde met scherp op hen schoot. Met 56 doden en honderden gewonden, werd een hoge tol betaald. 143 Wazalendo werden opgepakt en veroordeeld voor een militaire rechtbank. Ephraïm Bisimwa en 63 andere jongeren werden ter dood veroordeeld, de anderen kregen celstraffen van 10 tot 20 jaar.
Amnesty International eiste prompt dat president Tshisekedi een onderzoek zou opstarten naar het bloedbad zodat er gerechtigheid komt voor de slachtoffers en hun nabestaanden. De betoging zou immers vreedzaam beginnen zijn.
Neen, vragen aan jongeren om zich aan te sluiten bij autodefensiegroepen zal de weg naar vrede in Oost-Congo niet bespoedigen.

2024-2025: onbekende ziekte eist vele slachtoffers
Een tot nu toe onbekende ziekte heeft al tientallen doden gemaakt in het noordwesten van Congo. Dat bevestigde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). De ziekte verspreidt zich snel. Er is sprake van een grote cluster in de Evenaarsprovincie. Eind februari waren er al 431 gevallen en 53 doden, en dat aantal stijgt snel.
De symptomen zijn koorts, pijn, overgeven en diarree. Tests op 13 stalen bleken negatief op ebola en marburg (koortsvirus). Het gaat voorlopig dus om een "onbekende" ziekte, maar er wordt verder gezocht naar links met malaria, voedselvergiftiging, hersenvliesontsteking of een andere virale hemorragische koorts.
De snelle ontwikkeling van het ziektepatroon baart experts zorgen. Bijna de helft van de patiënten die eraan overleden, stierven binnen de 48 uur na het verschijnen van de eerste symptomen. Het getroffen gebied is moeilijk bereikbaar en heeft een povere gezondheidsinfrastructuur.
Ook in december 2024 stierven er in het zuidwesten van Congo ruim 100 mensen aan een onbekende ziekte. De meeste patiënten die toen overleden, waren tussen 15 en 18 jaar oud. De ziekte ging toen gepaard met klachten zoals koorts, hoofdpijn, ademhalingsproblemen en bloedarmoede.